ECLI:NL:RVS:2023:4552

Raad van State

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
202306312/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling en de verlenging daarvan

Op 7 december 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 24 februari 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en op 17 augustus 2023 was de termijn van deze bewaringsmaatregel verlengd met maximaal twaalf maanden. De rechtbank had op 2 oktober 2023 de beroepen van de vreemdeling tegen het voortduren van de bewaring en de verlengingsmaatregel ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in zaak nr. NL23.27730, die betrekking had op het voortduren van de maatregel, niet-ontvankelijk was. Dit omdat er volgens de wet geen hoger beroep mogelijk is tegen het voortduren van de bewaring. De Afdeling was van mening dat er geen redenen waren om het verbod op hoger beroep te doorbreken, aangezien er geen sprake was van een oneerlijk proces.

Wat betreft het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. NL23.27733, die betrekking had op de verlenging van de bewaring, oordeelde de Afdeling dat het hoger beroep niet leidde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 december 2023.

Uitspraak

202306312/1/V3.
Datum uitspraak: 7 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 2 oktober 2023 in zaken nrs. NL23.27730 en NL23.27733 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld. Bij besluit van 17 augustus 2023 heeft de staatssecretaris de termijn van deze bewaringsmaatregel verlengd met ten hoogste twaalf maanden.
Bij uitspraak van 2 oktober 2023 heeft de rechtbank de door de vreemdeling ingestelde beroepen tegen het voortduren van de bewaring en de verlengingsmaatregel ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
In het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. NL23.27730 (voortduren van de maatregel)
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
2.       Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.       De Afdeling is in zoverre onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
In het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. NL23.27733 (verlenging)
4.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
5.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de verlenging van de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is in zoverre ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt in zoverre bevestigd.
In zaken nrs. NL23.27703 en NL23.27733
6.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep, voor zover gericht tegen de uitspraak van de rechtbank in zaak nr. NL23.27730, kennis te nemen;
II.       bevestigt de uitspraak van de rechtbank in zaak nr. NL23.27733.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023
644-967