ECLI:NL:RVS:2023:4636

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
202207308/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Almelo voor appartementen aan de Bornsestraat en de gevolgen voor parkeergelegenheid

Op 2 november 2022 heeft de raad van de gemeente Almelo het bestemmingsplan "Bornsestraat 36, Bornerbroek" vastgesteld, dat de bouw van 18 appartementen mogelijk maakt. Dit plan omvat een gebouw van drie bouwlagen aan de Bornsestraat en drie appartementen op het achterterrein, bedoeld voor starters. De oppervlakte van de appartementen varieert tussen de 40 en 60 m2. De directe omgeving bestaat uit een mix van woningen en maatschappelijke functies. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld, omdat zij vrezen voor parkeeroverlast. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 22 juni 2023, waarbij partijen de gelegenheid kregen om tot een minnelijke oplossing te komen. De raad heeft in een later stadium erkend dat er meer parkeerplaatsen nodig zijn dan oorspronkelijk was vastgesteld. De Afdeling oordeelde dat het bestreden besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht, omdat het aantal benodigde parkeerplaatsen niet adequaat was vastgesteld. De Afdeling heeft het besluit van de raad vernietigd en bepaald dat er 28 parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden voor de 18 appartementen. De raad is opgedragen om deze wijziging binnen vier weken te verwerken in het bestemmingsplan. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 13 december 2023.

Uitspraak

202207308/1/R3.
Datum uitspraak: 13 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Bornerbroek, gemeente Almelo,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Almelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2022 heeft de raad van de gemeente Almelo het bestemmingsplan "Bornsestraat 36, Bornerbroek" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 22 juni 2023, waar [appellant] en anderen, en de raad, vertegenwoordigd door ing. G. Bak en E.R. Jasper, zijn verschenen.
Op de zitting is met partijen afgesproken dat de zaak op grond van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt aangehouden tot 16 oktober 2023, om partijen in de gelegenheid te stellen te komen tot een minnelijke oplossing. Zowel de raad als [appellant] en anderen hebben de Afdeling voor die datum schriftelijk bericht over de stand van zaken. Ook van de initiatiefnemer van het plan, Bouwbedrijf Stamsnijder-Homan, heeft de Afdeling schriftelijk bericht ontvangen.
Vervolgens heeft de Afdeling partijen in de gelegenheid gesteld om haar voor 9 november 2023 te berichten als zij op een nadere zitting gehoord willen worden en heeft de Afdeling de raad om nadere schriftelijke informatie verzocht. De raad heeft de Afdeling schriftelijk van informatie voorzien en laten weten geen gebruik te willen maken van het recht op een nadere zitting te worden gehoord. Van de andere partijen is geen bericht ontvangen.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het bestemmingsplan voorziet in een gebouw gericht aan de Bornsestraat van drie bouwlagen, waarin 15 appartementen kunnen worden gerealiseerd. Op het achterterrein worden 3 appartementen gerealiseerd in dezelfde stijl. In totaal gaat het om 18 appartementen. De appartementen zullen volgens de plantoelichting een oppervlakte krijgen tussen de 40 en 60 m2 en zijn bedoeld voor starters. Het perceel was voorheen een slagerij met een bedrijfswoning. De directe omgeving van het plangebied bestaat uit een mix van woningen en maatschappelijke functies en centrumfuncties.
[appellant] en anderen zijn het niet eens met de beoogde ontwikkeling omdat zij vrezen voor parkeeroverlast en hebben daarom beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid
2.       De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep, voor zover dit is ingediend door [appellante], niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij geen rechtstreeks belang heeft bij het bestreden besluit. [appellante] woont op het perceel [locatie A] op een afstand van 280 m van het plangebied. Het beroep is niet mede ingediend namens haar [bistro] dat nabij het plangebied op het perceel [locatie B] is gevestigd, aldus de raad.
2.1.    Artikel 8:1 van de Awb luidt:
"Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter."
Artikel 1:2, eerste lid, luidt:
"Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."
2.2.    Bij uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953 onder 4.3 tot en met 4.8, heeft de Afdeling - tegen de achtergrond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7 - overwogen dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is, maar die wel een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit op basis van de in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid daartoe, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is.
2.3.    De Afdeling stelt vast dat de mogelijkheid is geboden om over het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen naar voren te brengen. [appellante] heeft een zienswijze naar voren gebracht over het ontwerpbestemmingsplan. Gelet op wat onder 2.2 is overwogen, ziet de Afdeling daarom geen aanleiding om het beroep, voor zover het is ingediend door [appellante], niet-ontvankelijk te achten. Ook in zoverre is het beroep dus ontvankelijk.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het beroep
4.       [appellant] en anderen betogen dat het plan niet in voldoende parkeergelegenheid voorziet. Artikel 10.1, onder a, van de planregels bepaalt dat voor de realisatie van 18 startersappartementen, 16 parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd. [appellant] en anderen voeren daarover aan dat de raad ten onrechte uitgaat van een parkeerbehoefte van 16. Er zijn volgens hen minstens 27 parkeerplaatsen nodig.
4.1.    Zoals hiervoor vermeld is de zaak op verzoek van [appellant] en anderen en de raad na de zitting aangehouden om partijen de gelegenheid te bieden te komen tot een minnelijke oplossing voor het geschil. De aanleiding hiervoor was dat de initiatiefnemer van het plan, [bouwbedrijf], aan [appellant] en anderen had bericht bereid te zijn 12 extra parkeerplaatsen te realiseren, zodat het totaal op 28 parkeerplaatsen komt. Naar aanleiding hiervan heeft de raad zich op een ander standpunt gesteld met betrekking tot het benodigde aantal parkeerplaatsen, dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat 16 parkeerplaatsen onvoldoende zijn. De initiatiefnemer heeft aan het plangebied grenzende grond aangekocht om zo in totaal 28 parkeerplaatsen te kunnen realiseren. Hiervoor heeft het college een omgevingsvergunning verleend en daartegen zijn geen bezwaarschriften ingediend. De omgevingsvergunning is inmiddels onherroepelijk. [appellant] en anderen hebben de Afdeling bericht hierin geen aanleiding te zien het beroep tegen het plan in te trekken, omdat in de planregels nog altijd staat dat 16 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. De raad heeft de Afdeling verzocht om artikel 10.1, onder a, van de planregels met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb te wijzigen in die zin dat 16 wordt gewijzigd in 28. [appellant] en anderen hebben schriftelijk kenbaar gemaakt dat zij het eens zijn met de door de raad voorgestelde wijziging van het bestemmingsplan.
4.2.    Doordat de raad tot de conclusie is gekomen dat niet 16 parkeerplaatsen maar 28 parkeerplaatsen benodigd zijn om in de parkeerbehoefte van de appartementen te voorzien, heeft de raad zich in zoverre op een ander standpunt gesteld dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan. Dat getuigt niet van een zorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit, wat betreft dit onderdeel.
Het betoog slaagt.
Conclusie
5.       Gelet op wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat gaat over de vaststelling van de laatste zin van artikel 10.1, onder a, van de planregels is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre moet worden vernietigd.
6.       De Afdeling leidt uit het gegeven dat geen bezwaarschriften zijn ingediend tegen de omgevingsvergunning voor het realiseren van de 12 extra parkeerplaatsen af dat niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden door zelf in de zaak te voorzien in hun belangen zouden kunnen worden geschaad. Ook overigens is daarvan niet gebleken. Daarnaast hebben partijen de Afdeling uitdrukkelijk verzocht om zelf in de zaak te voorzien. De Afdeling ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, namelijk door te bepalen dat de laatste zin van artikel 10.1, onder a, van de planregels als volgt komt te luiden: "Voor de realisatie van 18 startersappartementen dienen 28 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd". Deze uitspraak treedt in zoverre in de plaats van het bestreden besluit voor zover dit wordt vernietigd.
7.       Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Almelo van 2 november 2022, met kenmerk: R 2207367, waarbij het bestemmingsplan "Bornsestraat 36, Bornerbroek" is vastgesteld, voor zover dit de laatste zin van artikel 10.1, onder a, van de planregels betreft;
III.      bepaalt dat de laatste zin uit artikel 10.1, onder a, van de planregels als volgt komt te luiden:
"Voor de realisatie van 18 startersappartementen dienen 28 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd";
IV.     bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover vernietigd;
V.      draagt de raad van de gemeente Almelo op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel III wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl;
VI.     gelast dat de raad van de gemeente Almelo aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M.A. Wolvers-Poppelaars, griffier.
w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Wolvers-Poppelaars
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2023
780-1057