ECLI:NL:RVS:2023:4742

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
202306773/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering toegang tot Nederland en vrijheidsontnemende maatregel

Op 20 december 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in eerste instantie beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 4 oktober 2023 de toegang tot Nederland had geweigerd en een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 26 oktober 2023 ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af.

In hoger beroep klaagde de vreemdeling dat de staatssecretaris de rechtbank niet had geïnformeerd over het opheffen van de grensdetentie op 18 oktober 2023, omdat er geen zicht op uitzetting was. De Raad van State oordeelde echter dat deze omstandigheid niet leidde tot de conclusie dat de grensdetentie vanaf het begin onrechtmatig was. De vreemdeling had in haar beroepsgronden niet aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting bestond, en de rechtbank had geen reden gezien om de grensdetentie onrechtmatig te achten.

De Raad van State concludeerde dat de grieven van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidden. De Afdeling zag ook ambtshalve geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202306773/1/V3.
Datum uitspraak: 20 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 26 oktober 2023 in zaak nr. NL23.32007 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 4 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling de toegang tot Nederland geweigerd en haar een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 26 oktober 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling klaagt in haar eerste grief weliswaar terecht dat de staatssecretaris de rechtbank er niet van op de hoogte heeft gesteld dat de grensdetentie op 18 oktober 2023 is opgeheven, omdat er geen zicht op uitzetting was, maar dit leidt er niet toe dat de grensdetentie van aanvang af onrechtmatig was. De vreemdeling had namelijk in haar beroepsgronden niet aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting bestond en de rechtbank heeft verder ambtshalve toetsend geen reden gezien om de grensdetentie onrechtmatig te achten. In hoger beroep heeft de vreemdeling ook niet toegelicht waarom er volgens hem eerder dan op 18 oktober 2023 geen zicht op uitzetting meer bestond. De grief faalt.
2.       Wat de vreemdeling in zijn tweede grief naar voren heeft gebracht leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat de grief geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023
47