ECLI:NL:RVS:2023:487

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
202102893/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in persoonsgegevens op grond van de AVG door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het hoger beroep van [appellant], die de Congolese nationaliteit heeft en in 2018 de Europese Unie binnenkwam via Malta. Hij verzocht de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om inzage in zijn persoonsgegevens die in Malta zouden zijn verzameld en besproken tijdens een gesprek op 24 januari 2019 met vertegenwoordigers van verschillende ministeries en de Duitse NGO Sea-Watch. De staatssecretaris heeft op 11 december 2019 een overzicht van de verwerkingen en een kopie van de verwerkte persoonsgegevens verstrekt, maar verklaarde dat hij niet beschikte over gespreksverslagen of andere documenten van het overleg met Sea-Watch.

De rechtbank Overijssel heeft in haar uitspraak van 15 maart 2021 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarop hij hoger beroep heeft ingesteld. De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en op 22 november 2022 een aanvullend besluit genomen, waarin hij aangaf dat hij nu wel over andere documenten beschikte waarin persoonsgegevens van [appellant] voorkwamen. De Afdeling heeft de zaak op 21 december 2022 ter zitting behandeld, waarbij [appellant] werd vertegenwoordigd door zijn advocaat.

De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris in zijn eerdere besluiten niet volledig uitsluitsel had gegeven over de verwerking van de persoonsgegevens van [appellant]. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat de staatssecretaris niet over meer gegevens beschikte dan aan [appellant] was verstrekt. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [appellant] tegen het besluit van 5 maart 2020 gegrond. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.

Uitspraak

202102893/1/A3.
Datum uitspraak: 8 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 15 maart 2021 in zaak nr. 20/1416 in het geding tussen:
[appellant]
en
staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2019 heeft de staatssecretaris aan [appellant] inzage gegeven in de persoonsgegevens die in het besluit en in het daarbij gevoegde document zijn vermeld.
Bij besluit van 5 maart 2020 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 maart 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Op 22 november 2022 heeft de staatssecretaris een aanvullend besluit genomen.
De staatssecretaris en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, advocaat te Heerlen, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. N.N. Bontje, advocaat te Den Haag, vergezeld door B.M. Kristel, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft de Congolese nationaliteit en is in 2018 de Europese Unie binnen gereisd via Malta. Hij heeft op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) de staatssecretaris verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens die zouden zijn verzameld in Malta en besproken tijdens een gesprek op 24 januari 2019 tussen vertegenwoordigers van verschillende ministeries en Sea-Watch, een Duitse niet-gouvernementele organisatie. Bij het besluit van 11 december 2019 heeft de staatssecretaris [appellant] een overzicht verstrekt van de doeleinden van de verwerkingen, categorieën van persoonsgegevens en een kopie van de verwerkte persoonsgegevens, categorieën ontvangers aan wie de persoonsgegevens worden verstrekt en de bewaartermijn en de bron van de persoonsgegevens. Ook heeft de staatssecretaris [appellant] een kopie verstrekt van het gehoor in Malta van 21 januari 2019, waarbij is vermeld dat een verzoek om een dergelijke kopie niet gelijk is te stellen met een verzoek om informatie op grond van artikel 15 van de AVG. In het besluit van 5 maart 2020 heeft de staatssecretaris overwogen dat hij niet beschikt over gespreksverslagen, rapporten of documenten van het door [appellant] vermelde overleg met Sea-Watch en dus geen andere persoonsgegevens heeft dan aan hem zijn verstrekt.
Aangevallen uitspraak
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat geen grond aanwezig is voor het oordeel dat het verwerkingsoverzicht van de staatssecretaris onvolledig is, dan wel dat de door de staatssecretaris verrichte zoekslag onvoldoende is geweest. De staatssecretaris heeft aannemelijk gemaakt niet over de door [appellant] vermelde gegevens te beschikken.
Hoger beroep
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat aannemelijk is dat de staatssecretaris niet over meer persoonsgegevens beschikt dan aan hem zijn verstrekt. Dit strookt niet met een brief van Sea-Watch waarin is vermeld dat gesprekken zijn gevoerd met onder anderen het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Daarnaast heeft de rechtbank ten onrechte de door hem overgelegde stukken niet betrokken in haar oordeel.
Aanvullend besluit
4.       Bij besluit van 22 november 2022 heeft de staatssecretaris het eerder verstrekte overzicht van 11 december 2019 aangevuld naar aanleiding van een op 2 september 2022 genomen besluit op een verzoek om op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo) stukken openbaar te maken met betrekking tot de relocatie van drenkelingen van Sea-Watch en andere hulporganisaties. Daardoor is de staatssecretaris bekend geraakt met andere documenten waarin persoonsgegevens van [appellant] voorkomen. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht wordt dit besluit in deze procedure meegenomen.
Beoordeling
4.1.    De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
4.2.    Het standpunt van de staatssecretaris was eerder dat de IND niet beschikte over gespreksverslagen, rapporten en/of documenten van het overleg met Sea-Watch en ook geen andere persoonsgegevens had. Met het aanvullend besluit handhaaft de staatssecretaris dit standpunt niet meer. De eerder ontbrekende persoonsgegevens waren dat de gegevens van [appellant] ook zijn gedeeld met de Maltese autoriteiten met als doel de overname van de behandeling van het asielverzoek, en met de Internationale Organisatie voor Migratie met als doel een vlucht te boeken van Malta naar Nederland.
Het betoog slaagt. De andere gronden in hoger beroep behoeven daarom geen bespreking.
5.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou moeten doen, zal de Afdeling het beroep van [appellant] tegen het besluit van 5 maart 2020 gegrond verklaren. Dat besluit moet worden vernietigd, voor zover de staatssecretaris daarin niet volledig uitsluitsel heeft gegeven over het al dan niet verwerken van [appellant] betreffende persoonsgegevens. Gelet hierop moet het besluit van 11 december 2019 in zoverre worden herroepen. De Afdeling zal hierna het van rechtswege ontstane beroep tegen het aanvullend besluit van 22 november 2022 beoordelen.
Beroep tegen het aanvullend besluit
6.       [appellant] betoogt dat uit het besluit op grond van de Woo blijkt dat er meer correspondentie is dan in het aanvullend besluit is vermeld.
6.1.    Volgens het Europees Comité voor gegevensbescherming heeft artikel 15 AVG niet als doel de toegang tot bestuurlijke documenten te verzekeren (Richtsnoeren 01/2022, paragraaf 12, 14 en 152). Voor de toegang tot documenten over bestuurlijke aangelegenheden kan betrokkene een verzoek indienen op grond van de Woo. De verplichting een kopie van de persoonsgegevens te verstrekken op grond van artikel 15, derde lid, van de AVG, betekent niet dat een bestuursorgaan verplicht is een kopie te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. Een bestuursorgaan mag dat doen, maar mag ook voor een andere vorm kiezen waarin de kopie van de persoonsgegevens wordt verstrekt, mits met de gekozen wijze van verstrekking aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG wordt voldaan (zie ook Richtsnoeren 01/2022, paragraaf 23, 150 en 153).
6.2.    De staatssecretaris heeft overzichten verstrekt van de verwerkte persoonsgegevens en daarbij onder meer vermeld aan wie de gegevens zijn verstrekt en het doel daarvan. Daarnaast heeft de staatssecretaris kopieën verstrekt van documenten waarin persoonsgegevens zijn verwerkt. Dit strookt met artikel 15, derde lid, van de AVG. [appellant] is met de overzichten en kopieën op de hoogte gesteld van de verwerkingen. Hij is in staat gesteld om de juistheid van zijn verwerkte persoonsgegevens en de rechtmatigheid van die verwerkingen te controleren. De staatssecretaris was niet gehouden hem ook een kopie van de onderliggende documenten te verstrekken. De stukken die bij het aanvullend besluit zijn gevoegd zijn afkomstig uit het Woo-besluit.
Het betoog slaagt niet.
7.       Het beroep tegen het besluit van 22 november 2022 is ongegrond.
8.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep van [appellant] gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 15 maart 2021 in zaak nr. 20/1416;
III.      verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 5 maart 2020, kenmerk Z1-91662506091, gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 5 maart 2020, kenmerk Z1-91662506091, voor zover de staatssecretaris daarin niet volledig uitsluitsel heeft gegeven over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens;
V.       herroept in zoverre het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 11 december 2019;
VI.      verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 22 november 2022 ongegrond;
VII.     veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 597,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Langeveld-Mak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2023
317-990
BIJLAGE | WETTELIJK KADER
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:19
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
[…]
6. Intrekking of vervanging van het bestreden besluit staat niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft.
Algemene Verordening Gegevensbescherming
Artikel 15 Recht van inzage van de betrokkene
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
[…]
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen.