ECLI:NL:RVS:2023:65
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling en haar minderjarige kinderen tegen bewaring door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 11 oktober 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid besluiten genomen om een vreemdeling en haar minderjarige kinderen in bewaring te stellen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. Op 27 oktober 2022 heeft de rechtbank de beroepen van de vreemdeling ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.C. van den Berg, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. In de overwegingen van de uitspraak wordt gesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelt dat de argumenten van de vreemdeling met betrekking tot de verlenging van de termijn voor de Dublinoverdracht niet aan de orde kunnen komen in deze bewaringsprocedure. De beoordeling in deze procedure is beperkt tot de vraag of er een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht op basis van de Dublinverordening en of er een significant risico op onderduiken is.
De Raad van State concludeert dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. Daarom wordt het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden.