ECLI:NL:RVS:2023:681
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake beëindiging bemiddeling door de Dienst Terugkeer en Vertrek
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 9 december 2022. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 30 december 2021 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. De staatssecretaris had eerder, op 23 april 2021, de bemiddeling door de Dienst Terugkeer en Vertrek als beëindigd beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 februari 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 februari 2023, en de beslissing werd vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.