ECLI:NL:RVS:2023:755
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 10 maart 2021 het beroep ongegrond verklaarde tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 27 december 2019 besloten om de aanvraag van de vreemdeling niet in behandeling te nemen. Dit besluit werd door de staatssecretaris op 13 maart 2020 bevestigd, waarbij het bezwaar van de vreemdeling ongegrond werd verklaard.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 februari 2023.