ECLI:NL:RVS:2023:860

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
202207240/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 2 maart 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een vrijheidsontnemende maatregel die op 2 oktober 2022 aan een vreemdeling was opgelegd. De rechtbank had op 13 december 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling was één van de zes reisgenoten die in een eerdere uitspraak van dezelfde datum, ECLI:NL:RVS:2023:789, was genoemd. De staatssecretaris voerde in het hoger beroep dezelfde argumenten aan als in de andere zaak, waardoor de overwegingen van die uitspraak ook van toepassing waren in deze zaak. De grieven van de staatssecretaris werden verworpen.

De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De proceskostenvergoeding was al eerder beoordeeld in een andere uitspraak van dezelfde datum. De uitspraak werd gedaan door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J. van de Kolk, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 maart 2023.

Uitspraak

202207240/1/V3.
Datum uitspraak: 2 maart 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 13 december 2022 in zaak nr. NL22.20014 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 13 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.W. Eikelboom, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling is één van de zes reisgenoten die zijn genoemd in de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2023:789. De staatssecretaris heeft in deze zaak in het hoger beroep hetzelfde aangevoerd als in het hoger beroep in die zaak. De overwegingen van de uitspraak in die zaak gelden daarom ook in deze zaak. De grieven falen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De Afdeling heeft al in de uitspraak van vandaag in zaak nr. 202207232/1/V3 over de vergoeding van de proceskosten geoordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Verburg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2023
347-962