ECLI:NL:RVS:2023:860
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 2 maart 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een vrijheidsontnemende maatregel die op 2 oktober 2022 aan een vreemdeling was opgelegd. De rechtbank had op 13 december 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling was één van de zes reisgenoten die in een eerdere uitspraak van dezelfde datum, ECLI:NL:RVS:2023:789, was genoemd. De staatssecretaris voerde in het hoger beroep dezelfde argumenten aan als in de andere zaak, waardoor de overwegingen van die uitspraak ook van toepassing waren in deze zaak. De grieven van de staatssecretaris werden verworpen.
De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De proceskostenvergoeding was al eerder beoordeeld in een andere uitspraak van dezelfde datum. De uitspraak werd gedaan door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J. van de Kolk, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 maart 2023.