ECLI:NL:RVS:2023:865
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 2 oktober 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. Deze maatregel werd aangevochten door de vreemdeling, die op 13 december 2022 in een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, in het gelijk werd gesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en kende schadevergoeding toe. Hierop heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
In het hoger beroep, dat op 2 maart 2023 werd behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris voerde in het hoger beroep dezelfde argumenten aan als in een andere zaak, ECLI:NL:RVS:2023:789, waarin de vreemdeling ook betrokken was. De Afdeling oordeelde dat de overwegingen uit die eerdere uitspraak ook van toepassing waren op deze zaak, en dat de grieven van de staatssecretaris falen.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De proceskostenvergoeding die eerder in de andere zaak was toegekend, blijft ook in deze zaak van toepassing. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 maart 2023, en is vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.