ECLI:NL:RVS:2024:1015
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van inreisverbod door de Raad van State na hoger beroep door vreemdeling
Op 12 maart 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een inreisverbod dat was uitgevaardigd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het inreisverbod was op 6 december 2023 opgelegd en de rechtbank Den Haag had op 22 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Dogan, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Raad van State nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.