ECLI:NL:RVS:2024:1035

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
202205258/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Gundelach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Sperwerstraat 2-4 te Arnhem en de gevolgen voor omwonenden

Op 13 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Chw Sperwerstraat 2-4" in Arnhem. Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Arnhem op 20 juli 2022, voorziet in de bouw van een gebouw met negentien appartementen op de locatie van een voormalig garagebedrijf. De initiatiefnemer van de ontwikkeling is [partij]. Twee appellanten, [appellant sub 1] en [appellant sub 2], hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, vrezend dat het plan zal leiden tot overlast voor omwonenden en het milieu. Zij betogen dat de raad ten onrechte de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing heeft geacht op het bestemmingsplan, wat heeft geleid tot een versnelde behandeling van hun beroep en daarmee inbreuk op hun belangen.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting op 15 februari 2024, waar de appellanten en de raad, vertegenwoordigd door ing. B. Lagerberg, aanwezig waren. De Afdeling oordeelt dat de raad terecht de Chw van toepassing heeft verklaard, aangezien het bestemmingsplan meer dan elf woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk maakt. De appellanten hebben niet kunnen aantonen dat de versnelde procedure hen in hun belangen schaadt.

Verder heeft de Afdeling overwogen dat de raad voldoende ruimte heeft geboden voor participatie en dat de voorbereiding van het bestemmingsplan niet onzorgvuldig is verlopen. De Afdeling heeft ook de bezwaren van de appellanten over de omvang en hoogte van het appartementengebouw, de gevolgen voor het uitzicht en de privacy, en de parkeerdruk in de omgeving verworpen. De raad heeft deugdelijk gemotiveerd dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het groene aanzicht van Arnhem en dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan. De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202205258/1/R4.
Datum uitspraak: 13 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1], wonend in [woonplaats],
2.       [appellant sub 2], wonend in Arnhem,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Arnhem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Chw Sperwerstraat 2-4" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 15 februari 2024, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door ing. B. Lagerberg, zijn verschenen. Verder is op de zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 26 oktober 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het bestemmingsplan voorziet op de plek van een voormalig garagebedrijf en drie appartementen aan de Sperwerstraat 2-4 in de bouw van een gebouw met negentien appartementen. [partij] is de initiatiefnemer van de ontwikkeling. [appellant sub 1] is eigenaar van het perceel [locatie 1], gelegen naast de planlocatie. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2], ook gelegen naast de planlocatie. Zij vrezen onder meer dat het plan zal leiden tot overlast voor omwonenden en het milieu.
Hoe toetst de Afdeling het bestemmingsplan?
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) en beroepsgrond over stikstof
4.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren aan dat de raad onder verwijzing naar artikel 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: het Besluit) ten onrechte de Chw van toepassing heeft geacht op het bestemmingsplan. Zij zijn van mening dat zij door de versnelde behandeling van hun beroep, die daar een gevolg van is, in hun belangen worden geschaad.
4.1.    Daargelaten de vraag of de raad terecht een beroep heeft gedaan op artikel 7g van het Besluit, is in dit geval sprake van een bestemmingsplan als bedoeld in bijlage I, onderdeel 3.1, van de Chw. Afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw is van toepassing op het bestemmingsplan, omdat er meer dan elf woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk worden gemaakt. De raad heeft de toepasselijkheid van de Chw dus terecht in de publicatie van de bekendmaking van het bestemmingsplan genoemd.
Het betoog slaagt niet.
4.2.    Artikel 1.6a van de Chw bepaalt dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Artikel 11 van het Besluit bepaalt dat de raad bij de bekendmaking van een besluit moet vermelden dat de beroepsgronden na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld. Dit heeft de raad gedaan. De voor het eerst op de zitting naar voren gebrachte beroepsgrond dat de raad de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Veluwe als gevolg van de sloopwerkzaamheden niet goed heeft onderzocht, blijft op grond van artikel 1.6a van de Chw daarom buiten beschouwing. Dat is nog daargelaten de vraag of het op de zitting naar voren brengen van deze beroepsgrond in strijd moet worden geacht met de goede procesorde.
Voorbereiding bestemmingsplan
5.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de voorbereiding van het bestemmingsplan onzorgvuldig is verlopen. In het kader van de participatie is alleen uitleg gegeven over het bestemmingsplan en was er geen ruimte voor inbreng.
5.1.    In het zienswijzerapport is in paragraaf 2.8 ingegaan op de participatie voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpplan. Met de buurt heeft, door de coronasituatie, in 2020 en 2021 digitaal overleg plaatsgevonden. Er zijn bijeenkomsten gehouden. Het plan is enkele malen aangepast om tegemoet te komen aan de bezwaren en wensen van omwonenden. Daarbij is onder meer besloten het gebouw te verlagen van vijf naar vier bouwlagen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben hun standpunten naar voren kunnen brengen.
Dat hun inbreng er niet toe heeft geleid dat van het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan en het vaststellen van het bestemmingsplan is afgezien of dat een veel beperktere ontwikkeling mogelijk is gemaakt, maakt niet dat door de raad onvoldoende ruimte is geboden voor participatie.
Het betoog slaagt niet.
Groter geheel
6.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad het planvoornemen had moeten meenemen in een planherziening voor de gehele wijk. Hoewel zij niet tegen enige mate van woningbouw op de planlocatie zijn, hadden dan mogelijkheden daartoe ergens anders in de wijk kunnen worden meegenomen.
6.1.    Het garagebedrijf op deze locatie is opgeheven. Aan een bedrijfsbestemming is hier volgens de raad niet langer behoefte. [partij] wil een appartementengebouw oprichten. De appartementen zullen met name geschikt zijn voor senioren en alleenstaanden uit de wijk die volgens de raad een grondgebonden woning achterlaten wat de doorstroming kan bevorderen. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling aan woningbouw op deze locatie groot belang kunnen hechten. De behoefte daaraan is niet in geschil.
Wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvoeren over de noodzaak van een integrale herziening van het bestemmingsplan "Monnikenhuizen-Klarenbeek" uit 2005, maakt niet dat de raad niet voor een bestemmingsplan voor alleen deze locatie heeft kunnen kiezen. De raad komt bij de keuze van de planbegrenzing beleidsruimte toe. De raad heeft niet hoeven wachten op een herziening van het bestemmingsplan voor de gehele wijk, omdat hij de ontwikkeling en de gevolgen van het appartementengebouw op zichzelf heeft kunnen beoordelen en deze niet zo samenhangen met de omgeving dat de woningbouw hier alleen in een bredere setting mogelijk gemaakt kan worden.
Het betoog slaagt niet.
Omvang en gevolgen van de woningbouw
7.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het appartementengebouw te groot en hoog is voor de locatie, zeker als een vergelijking wordt gemaakt met de bebouwing op deze locatie tot dusver. Het appartementengebouw zorgt voor een aantasting van hun uitzicht en een inperking van hun privacy.
7.1.    De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat op de hoek Sperwerstraat/Dr. Schaepmanlaan ruimte is voor een stedelijk accent in hoogte en soort bebouwing. In wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] naar voren hebben gebracht, ziet de Afdeling geen grond voor een ander oordeel. Dat in de omgeving voornamelijk grondgebonden woningen met twee lagen en een kap staan, is daarvoor onvoldoende. Onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Monnikenhuizen-Klarenbeek" had de locatie een bedrijfsbestemming met de mogelijkheid van woningen op de verdieping. Het nu voorliggende bestemmingsplan voorziet met een kleiner bouwvlak alleen in de mogelijkheid van gestapelde woningen. Bij de planvaststelling heeft de raad de in het ontwerp opgenomen binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van 10% laten vervallen. Het gebouw kan, afgezien van ondergeschikte bouwonderdelen, met maximumhoogtes van 7, 10 en 13 m hoger worden dan de 5 en 7 m onder het vorige bestemmingsplan. Met het verschil in bouwhoogtes wordt differentiatie aangebracht en trapt het plan in de richting van de Geelgorslaan af. De hoogtes sluiten aan bij wat in de omgeving al aan bebouwing staat. Zo zijn de panden van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] 12 m hoog. De raad heeft het verschil in hoogte in deze stedelijke omgeving beperkt kunnen achten en van belang kunnen achten dat hier een stedelijk accent komt. Dat bebouwing met vier lagen in deze buurt volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ongebruikelijk is, volgt de Afdeling niet. Op de hoek Zaslaan/Dr. Schaepmanlaan staan portiekflats met vijf bouwlagen, zonder dat afgetrapt wordt in de richting van de buurpanden.
Voor zover de nieuwbouw voor [appellant sub 1] en [appellant sub 2] op hun bovenverdiepingen aan de achterzijde leidt tot een beperking van het zicht over de Veluwe en tot inkijk, overweegt de Afdeling dat de raad naar de gevolgen voor het uitzicht en privacy onderzoek heeft laten doen. De nieuwbouw zal het uitzicht aan de achterzijde van de panden van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wijzigen. Maar de raad mocht zich op het standpunt stellen dat het niet gaat om een onevenredige beperking. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] komt geen recht op een blijvend vrij uitzicht toe (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:864, onder 10.4). De raad heeft daarbij de gevolgen voor hun privacy beperkt kunnen achten. Het deel van de nieuwbouw recht achter het pand van [appellant sub 1] komt op een afstand van ruim 20 m vanaf het dakterras en ongeveer op 30 m vanaf zijn woning en heeft daar een maximale bouwhoogte van 7 m. Voor [appellant sub 2] zijn de afstanden korter. De nieuwbouw met een maximale hoogte van 10 m komt op een afstand van ongeveer 6 m vanaf het dakterras en ongeveer 12 m vanaf de woning. De raad heeft ervan kunnen uitgaan dat dit in een stedelijke omgeving geen ongebruikelijke afstanden zijn. Verder zijn de gevolgen voor de bezonning beperkt, zo volgt uit een bezonningsonderzoek. Dit betreft kortdurende schaduwvorming op een deel van het dakterras aan de achterzijde van de panden. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad de in het bestemmingsplan voorziene bebouwing uit ruimtelijk oogpunt niet aanvaardbaar had moeten achten.
Het betoog slaagt niet.
Groene aanzicht van de stad
8.       Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] leidt het plan tot een aantasting van het groene aanzicht van Arnhem, wat strijdig is met de Groenvisie 2017-2035.
8.1.    De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling mogen aannemen dat de mogelijk gemaakte bebouwing en de hoogte daarvan geen onaanvaardbare aantasting van het groene aanzicht van Arnhem met zich brengen. Strijd met de Groenvisie is niet aan de orde.
Het betoog slaagt niet.
Oppervlakte van de woningen
9.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat twee woningen in het appartementengebouw kleiner worden dan 50 m2. Dat is volgens hen in strijd met het bestemmingsplan "Facetplan woningsplitsing en verkamering".
9.1.    Wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvoeren over de minimale oppervlakte van 50 m2 voor een woning op grondslag van het bestemmingsplan "Facetplan woningsplitsing en verkamering", zoals ook opgenomen in artikel 4.3.4 van de regels van het voorliggende bestemmingsplan, gaat eraan voorbij dat het hier niet om woningsplitsing of verkamering maar om nieuwbouw gaat. Daarbij komt dat alleen uit het niet bindende bouwprogramma, zoals vermeld in paragraaf 3.4 van de plantoelichting, volgt dat twee van de negentien woningen kleiner zullen zijn dan 50 m2. Dit volgt niet uit het bestemmingsplan. Verder is niet gebleken dat het bestemmingsplan strijdig is met de Arnhemse Woonprincipes 2025. Ook als de woningen te klein zijn voor gezinnen met kinderen, kan daarmee, zoals in paragraaf 3.2.3.2 van de plantoelichting is uiteengezet, nog steeds worden voorzien in een aanbod voor verschillende doelgroepen. Dat aan kleinere woningen geen behoefte bestaat, hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bovendien niet aannemelijk gemaakt.
Het betoog slaagt niet.
Bestemming "Tuin"
10.     [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat in paragraaf 5.3.3 van de plantoelichting ten onrechte is ingegaan op de bestemming "Tuin". Deze bestemming ontbreekt volgens hen in de verbeelding.
10.1.  De Afdeling stelt vast dat, anders dan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen, twee smalle plandelen aan de zijde van de Sperwerstraat en de Dr. Schaepmanlaan als "Tuin" zijn bestemd. Het betoog mist feitelijke grondslag en slaagt al daarom niet.
Inrit van het appartementengebouw en het aantal verkeersbewegingen
11.     [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de voorziene inrit van het appartementengebouw aan de Kwartelstraat met het oog op het parkeren daar ongunstig is gesitueerd. Daarnaast zal het plan volgens hen leiden tot meer verkeersbewegingen, ook op andere tijdstippen dan tot dusver.
11.1.  De inrit komt aan de zijde van het plandeel "Wonen" aan de Kwartelstraat, waar niet is voorzien in een bouwvlak. Hier zat al een toegangsdeur tot het voormalige garagebedrijf, waar niet voor mocht worden geparkeerd. Dat de nieuwbouw hier met maximaal 0,5 m iets verder de straat inschuift, heeft geen gevolgen voor de parkeermogelijkheden. De Kwartelstraat is een eenrichtingsweg waar gelet op de breedte niet dubbel kan worden geparkeerd. Er zijn daar geen aangelegde parkeerplaatsen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de parkeersituatie in de Kwartelstraat door het bestemmingsplan in relevante mate zal wijzigen.
De Afdeling ziet verder niet in dat het aantal verkeersbewegingen van een garagebedrijf met woningen daarboven wezenlijk zal veranderen door de komst van negentien appartementen. Van belang is daarbij dat er een algemene bedrijfsbestemming gold die ook andere bedrijven, zoals een apotheek of een bedrijf in grafische afwerking, mogelijk maakte. De raad heeft deugdelijk onderbouwd dat het aantal verkeersbewegingen gelet op de gehanteerde CROW-kencijfers ten opzichte van de oude situatie zal afnemen en dat de bestaande wegen het aantal van 69 verkeersbewegingen per weekdagetmaal goed kunnen verwerken. Dat dit niet zo is, hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt. De raad heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat het appartementengebouw niet tot een grotere kans op ongevallen op de hoek Sperwerstraat/Dr. Schaepmanlaan zal leiden. Alleen de stelling van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat er in de nieuwe situatie meer pakketbezorgers komen, die zich overigens aan de verkeersregels moeten houden, en de bewoners op andere tijden aan- en afrijden dan tot dusver, is onvoldoende voor een ander oordeel.
Het betoog slaagt niet.
Parkeerdruk
12.     [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren aan dat de parkeerdruk in de omgeving door het plan toeneemt en dat het parkeren op een andere wijze, namelijk onder het gebouw, kan worden opgelost.
12.1.  De raad heeft toegelicht dat de parkeersituatie in de omgeving van het plangebied door de vaststelling van het bestemmingsplan wordt verbeterd. Het oude gebouw besloeg de gehele kavel en op eigen terrein waren geen parkeerplaatsen. In die situatie moesten de werknemers en klanten van het garagebedrijf en de bewoners en bezoekers van de appartementen gebruikmaken van parkeerruimte in openbaar gebied. De oude parkeerbehoefte was overeenkomstig de gemeentelijke parkeernormen 21,9 plaatsen. In de nieuwe situatie is de behoefte 21 parkeerplaatsen. Twaalf parkeerplaatsen komen op eigen terrein en negen in openbaar gebied, waarvan vier nieuwe aan de Sperwerstraat, vier bestaande aan de Dr. Schaepmanlaan en één extra plek aan die laan. De raad heeft deugdelijk gemotiveerd dat het plan niet zal leiden tot een vergroting van de parkeerdruk in de omgeving. Verder heeft de raad deugdelijk gemotiveerd dat een parkeerkelder onder het gebouw niet haalbaar is gelet op de beperkte ruimte voor de hellingbaan en om financiële redenen.
Het betoog slaagt niet.
Gebruiksmogelijkheden eigen percelen
13.     [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren aan dat het plan leidt tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van hun percelen.
13.1.  [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet concreet gemaakt in welke gebruiksmogelijkheden zij zullen worden beperkt door het bestemmingsplan. De percelen [locatie 1]-[locatie 3] hebben in het bestemmingsplan "Monnikenhuizen-Klarenbeek" de bestemming "Centrumdoeleinden-C/ Woondoeleinden". Op de begane grond zijn kantoren, horeca, dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke functies en woningen toegestaan. De raad heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het hier gaat om functies die goed mengbaar zijn in een gebied waar ook gewoond wordt. Verder zijn boven de begane grond uitsluitend woningen toegestaan. Die woningen zijn maatgevend voor het gebruik op de begane grond. De nieuwe woningen leiden daarom niet tot extra gebruiksbeperkingen voor de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2].
Het betoog slaagt niet.
Beschermde planten- en diersoorten
14.     [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten ter plaatse van het plangebied. De aan het bestemmingsplan ten grondslag gelegde "Quickscan natuurwaardenonderzoek Sperwerstraat 2-4 te Arnhem" van Natuurbank Overijssel van 23 juni 2020 (hierna: de Quickscan) bevat volgens hen onjuistheden.
14.1.  In de Quickscan wordt geconcludeerd dat het plangebied volledig uit bebouwing bestaat en gelegen is in een stedelijke omgeving. Gelet op de inrichting en het gevoerde beheer wordt het plangebied niet als een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten beschouwd en ook niet als een geschikt leefgebied voor beschermde diersoorten. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt geen beschermd dier gedood, wordt geen vaste rust- of voortplantingsplaats van een beschermde diersoort vernield en wordt de functie van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen niet aangetast, zo volgt uit de Quickscan.
14.2.  De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Maar de raad mag het plan niet vaststellen als en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de Wnb, als het gaat om het soortenbeschermingsregime, aan de uitvoering van het bestemmingsplan in de weg staat. Zij hebben alleen gesteld, maar niet aan de hand van een tegenrapport of op een andere manier aannemelijk gemaakt, dat de door een deskundige opgemaakte Quickscan onjuistheden bevat. Daarom heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat de Wnb op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat.
Het betoog slaagt niet.
Fijnstof
15.     [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad onvoldoende is ingegaan op de gevolgen van het plan voor de verspreiding van fijnstof. Een kleiner gebouw dan nu mogelijk gemaakt levert minder luchtverontreiniging op.
15.1.  In paragraaf 4.2.2 van de plantoelichting is de raad op de gevolgen van het bestemmingsplan voor de luchtkwaliteit ingegaan. De raad heeft geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering is voor het plan. Dat minder woningen kunnen leiden tot minder uitstoot, maakt niet dat voor de nu voorziene negentien woningen ontoereikend onderzoek is gedaan naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit en dat ten onrechte is geconcludeerd dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Het betoog slaagt niet.
Natuurinclusief bouwen
16.     [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat onvoldoende is ingegaan op natuurinclusief bouwen.
16.1.  In artikel 4.2.2, onder f, van de planregels staat dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen alleen wordt verleend indien voldoende natuurinclusieve maatregelen worden getroffen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen niet mogelijk is en dat niet kan worden voldaan aan het puntensysteem uit de Beleidsregels Natuurinclusief Bouwen.
Het betoog slaagt niet.
Hittestress
17.     [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de wijze van uitvoering van het appartementengebouw kan leiden tot hittestress bij de bewoners. Dit is niet in overeenstemming met het Arnhemse beleid om de stad klimaatbestendig te maken.
17.1.  Wat de hittestress en de gevolgen daarvan voor het woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen betreft, volgt de Afdeling de raad in zijn standpunt dat niet aannemelijk is dat in onaanvaardbare mate sprake zal zijn van hittestress. De raad heeft van betekenis mogen achten dat het hier om een binnenstedelijke omgeving gaat die al is bebouwd en bebouwd zal blijven. Dat de met het bestemmingsplan te ontstane inwendige hoek op het zuidwesten in de zomer niet wordt afgekoeld door wind, acht de Afdeling niet aannemelijk gemaakt. Daarbij kan het ontstaan van hitte met de kleurstelling en het materiaalgebruik, zoals sedum op het dak, worden tegengegaan, maar dat is verder een kwestie van uitvoering die aan de orde komt in de vergunningprocedure.
Het betoog slaagt niet.
Overige beroepsgronden
18.     Wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voor het overige hebben aangevoerd over zonnepanelen, sedum, de plek voor de voordeur en het aardgasvrij maken van woningen in de omgeving, slaagt ook niet. Dit gaat niet over het bestemmingsplan zelf maar over de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. De Afdeling bespreekt deze beroepsgronden daarom niet inhoudelijk.
Relativiteitsvereiste
19.     Omdat wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvoeren om inhoudelijke redenen geen doel treft, heeft de Afdeling zich niet uitgesproken over de vraag of het in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde relativiteitsvereiste aan vernietiging van het vaststellingsbesluit in de weg zou hebben gestaan.
Conclusie
20.     De beroepen zijn ongegrond.
21.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024
371