ECLI:NL:RVS:2024:1049

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
202204215/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Gundelach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor uitbreiding snackbar in Oostburg

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Drogisterij Poolster B.V. en andere tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 3 juni 2022 het beroep van appellanten ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Sluis aan [vergunninghoudster] voor de uitbreiding van een snackbar op het perceel [locatie 1] te Oostburg. De aanvraag voor de omgevingsvergunning werd op 19 oktober 2017 ingediend en betreft een uitbreiding van 35 m2 aan de oostzijde van het pand, inclusief een toiletvoorziening en een extra verblijfsruimte voor gasten. Appellanten betogen dat het bouwplan in strijd is met het gemeentelijke beleid en dat het college ten onrechte de omgevingsvergunning heeft verleend. Ze stellen dat het bouwwerk niet voldoet aan de eisen van de ontwerpopgave, de bestaande doorzichten beperkt en dat het niet voor ten minste 75% uit glas of transparant materiaal bestaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de vergunning terecht heeft verleend, wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt bevestigd. De Afdeling oordeelt dat de Nota Uitgangspunten geen geldend beleid is en dat de uitbreiding van de snackbar geen onevenredige inbreuk maakt op de belangen van de appellanten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

202204215/1/R1.
Datum uitspraak: 13 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Drogisterij Poolster B.V., gevestigd te Oostburg, gemeente Sluis, en andere (hierna: Poolster en andere)
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West­-Brabant van 3 juni 2022 in zaak nr. 21/1151 en 21/1152 in het geding tussen:
Poolster en andere
en
het college van burgemeester en wethouders van Sluis.
Procesverloop
Bij besluit van 19 januari 2021 heeft het college aan [vergunninghoudster] een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van een bestaand pand, dat wordt gebruikt als snackbar, op het perceel [locatie 1] te Oostburg.
Bij uitspraak van 3 juni 2022 heeft de rechtbank het door Poolster en andere daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben Poolster en andere hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 23 januari 2024, waar Poolster en andere, vertegenwoordigd door mr. S. Delen, advocaat te Middelburg, en [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Schreijenberg, advocaat te Middelburg, en W. van Leuven, zijn verschenen. Verder is op de zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 19 oktober 2017. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       [vergunninghoudster] exploiteert in het pand aan de [locatie 1] in Oostburg een snackbar. De op 19 oktober 2017 ingediende aanvraag heeft betrekking op de uitbreiding van haar pand. Het bouwplan voorziet volgens het aanvraagformulier in het toevoegen van 35 m2 aan bebouwing aan de oostzijde van het pand, dat daarmee vervolgens een bruto-vloeroppervlakte krijgt van 110 m2. In de uitbreiding komt een toiletvoorziening. Ook wordt daarmee de bestaande keuken uitgebreid en komt er een extra verblijfsruimte voor gasten.
Ter plaatse geldt de beheersverordening "Kom Oostburg". In de beheersverordening is bepaald dat de regels uit het bestemmingsplan "Kom Oostburg" van overeenkomstige toepassing zijn. In het bestemmingsplan zijn de gronden van het gebouw bestemd voor "Centrum-horeca categorie 1". Aan de gronden waarop de uitbreiding is voorzien, is de bestemming "Verkeer" toegekend. Het bouwplan is in strijd met deze bestemming, omdat op grond van artikel 16.2 hierop horecagebruik niet is toegestaan.
Het college heeft bij besluit van 19 januari 2021 met toepassing van de artikelen artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, en artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen en het afwijken van de beheersverordening. Volgens het college is het bouwplan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Aan het besluit ligt ook de notitie "Notitie zienswijzen en ambtshalve aanpassingen ontwerp omgevingsvergunning [locatie 1] te Oostburg" van oktober 2020 ten grondslag. Ten behoeve van het bouwplan heeft de raad van de gemeente op 17 december 2020 een verklaring van geen bedenkingen afgegeven.
De rechtbank heeft het beroep van Poolster en andere ongegrond verklaard. Zij zijn het hiermee niet eens en daarom hebben zij hoger beroep ingesteld. Poolster en andere zijn eigenaren van panden die zich aan hetzelfde marktplein bevinden als het pand van [vergunninghoudster]. Drogisterij Poolster B.V. is eigenaar van het winkelpand aan de Markt 18, Marktschrijver B.V. is dat van het winkelpand aan de Markt 9 en Pakhuys B.V. is eigenaar van het winkelpand aan de Markt 10. Deze winkelpanden bevinden zich op ten minste 20 meter afstand van de snackbar. [partij] is eigenaar van het winkelpand aan de [locatie 2] en het hierboven gelegen appartement aan de [locatie 3] te Oostburg. Dit pand bevindt zich op 10 meter afstand van de snackbar. Zij stellen zich in hoger beroep op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college tot het verlenen van de omgevingsvergunning kon besluiten. Daartoe voeren zij aan dat het bouwplan in strijd is met het gemeentelijk beleid en een onevenredige inbreuk maakt op hun belangen.
Beoordelingskader
3.       De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Is het bouwplan in strijd met gemeentelijk beleid?
4.       Poolster en andere betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de gevraagde omgevingsvergunning heeft mogen verlenen. Zij betogen dat het bouwplan in strijd is met het gemeentelijke beleid. Het voorziene bouwwerk voldoet volgens hen niet aan de eisen wat betreft de ontwerpopgave bij nieuwbouw van de snackbar, de beperking van de bestaande doorzichten, het feit dat het bouwwerk niet voor ten minste 75% uit glas of transparant materiaal bestaat en het feit dat het een totale oppervlakte heeft van meer dan 100 m2. Op de zitting hebben Poolster en anderen verduidelijkt dat het hiermee gaat om het beleid dat is neergelegd in het stuk "Ruimtelijke uitgangspunten - Nieuwbouw frituur Markt Oostburg" van december 2015 (hierna: de Nota Uitgangspunten). Voor de motivering van hun standpunt dat het college had moeten toetsen aan de Nota Uitgangspunten, verwijzen Poolster en andere naar de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:311.
4.1.    Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
4.2.    Het college heeft in het in bezwaar gehandhaafde besluit getoetst of het bouwplan zich verdraagt met het gemeentelijke beleid, zoals dat onder meer is neergelegd in het Masterplan Aantrekkelijk Oostburg, dat is vastgesteld door de raad op 27 september 2012. Het college heeft de Nota Uitgangspunten niet betrokken bij de toetsing van de aanvraag.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de Nota Uitgangspunten geen geldend beleid betreft. In de Nota Uitgangspunten zijn door het adviesbureau de Plannenmakerij ruimtelijke uitgangspunten geformuleerd ten behoeve van de uitbreiding van de snackbar. Hierin wordt uitgegaan van verplaatsing van de snackbar of eventueel een beperkte uitbreiding daarvan. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op het ruimtelijke beleid dat toen door de raad was vastgesteld. Dat beleid is inmiddels door de raad verlaten.
De Afdeling is, gelet op de gegeven toelichting, van oordeel dat de Nota Uitgangspunten geen beleidsuitgangspunten bevat waarmee het college rekening moest houden bij de toetsing van de aanvraag. De door Poolster en andere aangehaalde uitspraak werpt hierop geen ander licht. Anders dan in deze situatie, was in die uitspraak wel sprake van concrete geldende beleidsuitgangspunten waar door het bestuursorgaan slechts gemotiveerd van kon worden afgeweken. De hier voorliggende omgevingsvergunning hoefde daarom niet te worden geweigerd wegens strijd met de Nota uitgangspunten. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
Het betoog slaagt niet.
Maakt het bouwplan een onevenredige inbreuk op het uitzicht vanuit de panden en het aanzicht van de panden van Poolster en andere?
5.       Poolster en andere betogen dat het bouwwerk een onevenredige inbreuk maakt op het uitzicht vanuit hun panden en het zicht vanuit de aanlooplijnen op die panden. Poolster en andere wijzen erop dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in het Handboek Buitenruimte over het recht op onbeperkt uitzicht niets is opgenomen.
Voor de onderbouwing van hun standpunt dat de snackbar de aanloop- en zichtlijnen blokkeert, verwijzen Poolster en andere naar het stuk "Centrumvisie Oostburg - Machinekamer van West Zeeuws-Vlaanderen" van WYNE Strategy & Innovation van 28 maart 2022 (hierna: het stuk Centrumvisie).
Het bouwplan heeft verder nadelige gevolgen voor de exploitatiemogelijkheden van hun panden, zo betogen Poolster en andere. Daarbij wijzen zij op de omstandigheid dat in het pand aan de [locatie 2] horeca is toegestaan, maar dat de lange, dichte muur aan de oostelijke zijde van de snackbar storend werkt op het uitzicht vanuit het pand en op de eventueel voor het pand te exploiteren terrassen.
5.1.    Het bouwplan voorziet in een aanbouw aan de oostelijke zijde van de snackbar. De oorspronkelijke ronde gevel wordt aan de oostzijde vervangen door een langere rechte gevel die 1 meter vanaf de oude gevel wordt geplaatst. Aan de zuidoostzijde krijgt het pand daardoor een rechte hoek. De bouwhoogte van de snackbar blijft gelijk.
De panden aan de Markt 9, 10 en 18 zijn georiënteerd op het marktplein en liggen ten noorden van de snackbar op ten minste 20 meter daarvan. Gelet op deze oriëntatie en ligging heeft het college zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat de uitbreiding van de snackbar niet of nauwelijks leidt tot enige aantasting van het uitzicht vanuit die panden. Dit geldt ook voor het appartement op de eerste verdieping van de [locatie 3], omdat de snackbar niet in hoogte zal toenemen.
Over het pand aan de [locatie 2] wordt overwogen dat vanuit dat pand in de bestaande situatie het uitzicht al grotendeels wordt bepaald door de snackbar. Vanuit dat pand en een eventueel daarvoor aanwezig terras zal na realisering van het bouwplan tegen een ongeveer drie meter bredere gevel worden aangekeken. Dit betreft geen blinde gevel. Er zijn glazen deuren met daarnaast ramen voorzien in het midden van de gevel. De rechtbank heeft terecht overwogen dat er weliswaar aantasting van het uitzicht optreedt, maar dat het college dit aanvaardbaar heeft mogen achten, omdat van een onevenredige aantasting geen sprake is. Daarbij heeft de rechtbank mogen betrekken dat geen recht bestaat op onaangetast uitzicht. Dat dit uitgangspunt niet in het Handboek Buitenruimte zou zijn opgenomen, maakt niet dat dit uitgangspunt niet geldt. Dit betreft namelijk vaste jurisprudentie van de Afdeling. Zie daarvoor onder meer de uitspraak van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1753, onder 7.3.
Verder overweegt de Afdeling dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat als gevolg van de uitbreiding van de snackbar het college ervan heeft mogen uitgaan dat geen onevenredige aantasting van het zicht vanuit de aanlooplijnen op de panden van Poolster en andere ontstaat. De uitbreiding van de snackbar zal nauwelijks leiden tot aantasting van het zicht vanuit de aanlooplijnen vanaf het marktplein op die panden. Vanuit het deel van het Ledelplein dat zich ten zuiden van het marktplein bevindt, zal er minder zicht bestaan op het pand aan de [locatie 2]. Dit betreft echter niet zo’n vermindering, dat dit voor het college reden had moeten zijn om de omgevingsvergunning te weigeren.
Over het stuk Centrumvisie, waarop Poolster en andere hebben gewezen, overweegt de Afdeling dat dit stuk afbeeldingen betreft die kennelijk zijn gebruikt bij een presentatie. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de presentatie is gehouden na het besluit op bezwaar. De inhoud daarvan is alleen al daarom niet van betekenis.
Ten slotte ziet de Afdeling in wat is aangevoerd geen grond voor het oordeel dat als gevolg van de uitbreiding van de snackbar de exploitatiemogelijkheden van het pand aan de [locatie 2] op onevenredige wijze worden beperkt. Zo blijft de mogelijkheid van een terras aan de voorzijde van het pand na de uitbreiding van de snackbar nog steeds behouden.
Gelet op wat hiervoor staat, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college, gelet op de betrokken belangen, de omgevingsvergunning heeft mogen verlenen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Heusden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024
163-1049
BIJLAGE
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
[…]
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet;
[…].
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1° met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2° in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3° in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
[…].
Bestemmingsplan "Kom Oostburg"
Artikel 16.1
Bestemmingsomschrijving: De op de plankaart voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken, opstelstroken en busstroken daar niet onder begrepen;
b. ter plaatse van de aanduiding "verblijfsgebied" voor verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
c. speelvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen;
d. nutsvoorzieningen;
e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer; voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, waterelementen, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied zoals waterinfiltratie  en transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins; geluidwerende voorzieningen, beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens.
Artikel 16.2
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen:
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsgebouwen;
[…].