ECLI:NL:RVS:2024:1097
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 18 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 november 2022 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel ingewilligd. Echter, op 6 april 2023 werd het verzoek van de vreemdeling om heroverweging van dit besluit afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 7 februari 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, waarbij de ingangsdatum van de verblijfsvergunning was vastgesteld op 10 maart 2021. De rechtbank droeg de staatssecretaris op om de verblijfsvergunning met als ingangsdatum 3 mei 2016 toe te kennen. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen en besloten dat de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit betekent dat de staatssecretaris voorlopig niet verplicht is om de door de rechtbank opgelegde maatregelen te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat er geen proceskosten vergoed hoeven te worden door de staatssecretaris. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 maart 2024.