ECLI:NL:RVS:2024:1097

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
202401221/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 18 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 november 2022 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel ingewilligd. Echter, op 6 april 2023 werd het verzoek van de vreemdeling om heroverweging van dit besluit afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 7 februari 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, waarbij de ingangsdatum van de verblijfsvergunning was vastgesteld op 10 maart 2021. De rechtbank droeg de staatssecretaris op om de verblijfsvergunning met als ingangsdatum 3 mei 2016 toe te kennen. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen en besloten dat de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit betekent dat de staatssecretaris voorlopig niet verplicht is om de door de rechtbank opgelegde maatregelen te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat er geen proceskosten vergoed hoeven te worden door de staatssecretaris. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 maart 2024.

Uitspraak

202401221/2/V2.
Datum uitspraak: 18 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 7 februari 2024 in zaak nr. NL23.2771 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.
Bij besluit van 6 april 2023 heeft de staatssecretaris opnieuw het verzoek van de vreemdeling om heroverweging van het besluit van 17 november 2022 afgewezen.
Bij uitspraak van 7 februari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover daarbij de ingangsdatum is bepaald op 10 maart 2021, de staatssecretaris opgedragen om de door de vreemdeling gevraagde verblijfsvergunning aan haar toe te kennen met als ingangsdatum 3 mei 2016 en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2024
897