ECLI:NL:RVS:2024:1108
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 19 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 23 januari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Dit beroep was ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 28 september 2023 een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd aan de vreemdeling.
In de uitspraak van de Raad van State werd bevestigd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. De Afdeling nam de motivering van de rechtbank over en oordeelde dat het hoger beroep niet leidde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State stelde vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De Afdeling zag ook geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.