ECLI:NL:RVS:2024:1110
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 19 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in eerste aanleg beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 28 september 2023 een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak de overwegingen van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen vragen waren die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft ook geen redenen gevonden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 19 maart 2024, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.