202300873/1/R3.
Datum uitspraak: 20 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Rotterdam,
appellant,
en
de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern en Plassen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 februari 2024, waar [appellanten], bijgestaan door mr. J.G.M. Roijers, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.M. Tang, mr. E. van Lunteren en ir. R.J.T.M. Volman, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 15 november 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) en de Crisis- en herstelwet, zoals die golden vóór 1 januari 2024, van toepassing blijven.
Inleiding
2. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologische kader voor de kern en de plassen van Hillegersberg-Schiebroek in de gemeente Rotterdam.
3. [appellanten] heeft op één van de eilanden in de Bergse Achterplas een recreatieperceel, kadastraal bekend als gemeente Rotterdam, nummer […], kavelnummer […] (hierna: het recreatieperceel). Over de aanlegsteiger op zijn recreatieperceel heeft [appellanten] een overkapping gerealiseerd. De overkappingsconstructie is geheel open en dus niet aan enige zijde voorzien van wanden. [appellanten] voert aan dat ten onrechte zijn overkapping niet positief is bestemd in het bestreden plan.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Overkapping voor een boot
5. [appellanten] voert aan dat het plan ten onrechte geen overkapping voor een boot op zijn recreatieperceel mogelijk maakt. Ten onrechte is in artikel 20.2.1, aanhef en onder k, van de planregels bepaald dat overkappingen voor een boot niet zijn toegestaan. Dat verbod doet voor de situatie van [appellanten] geen recht aan het feit, dat hij onder de werking van het vorige bestemmingsplan deze overkapping voor een boot al had gerealiseerd en een door hem daarvoor onder de werking van het vorige bestemmingsplan ingediend bouwaanvraag ten onrechte nog niet is vergund. In dat kader wijst [appellanten] erop dat zijn overkapping is afgebeeld in het "Beeldkwaliteitsplan botenhuizen Bergse Plassen" (hierna: het Beeldkwaliteitsplan) als één van de referentiebeelden voor pergola-achtige overkappingen en daarmee, volgens [appellanten], als toonbeeld voor een uit planologisch oogpunt deugdelijke open overkapping.
5.1. De Afdeling stelt vast dat aan de gronden van het recreatieperceel van [appellanten] de bestemming "Recreatie - 1" is toegekend. Uit de stukken volgt dat [appellanten] de overkapping heeft gerealiseerd op de gronden van zijn recreatieperceel.
5.2. Artikel 1.64 van de planregels luidt:
"Overkapping voor een boot: een bouwwerk met een dak, uitsluitend te gebruiken voor het overdekt stallen van een boot, met ten hoogste twee zijwanden. Een voor- of achterwand, al dan niet in combinatie met te openen delen, is niet toegestaan. Met dien verstande dat een open overkapping geen wanden heeft en een halfopen overkapping één of twee wanden heeft. Combinaties met andere functies (werkkamer, berging, mantelzorgwoning, hobbyruimte etc.) zijn uitgesloten."
Artikel 20.1 van de planregels luidt:
"De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen en watergangen;
b. recreatiewoningen, met het daarbij behorende bijgebouw, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erf."
Artikel 20.2.1, aanhef en onder k, van de planregels luidt:
"Op de gronden bestemd voor 'Recreatie - 1' zijn slechts bouwwerken toegestaan ten behoeve van de functies recreatiewoningen en groenaanleg (beschoeiingen, aanlegsteigers), met inachtneming van de volgende bepalingen:
k. botenhuizen, overkappingen voor een boot, uitkijktorens, dakkapellen en dakterrassen zijn niet toegestaan."
5.3. De raad heeft bij het beoordelen van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van zo’n overkapping van belang geacht dat op de eilanden in de Bergse Plassen ervoor is gekozen om geen overkappingen toe te staan, omdat rondom de eilanden het groene karakter van de plassen sterk aanwezig is en overkappingen ten koste gaan van dit groene karakter. Op de zitting wijst de raad naar het Beeldkwaliteitsplan waarin zes strijdigheden zijn opgenomen voor de ruim 45 botenhuizen die al aanwezig zijn rondom de Bergse Plassen en niet passen binnen het planologische regime. Onder strijdigheid nummer twee van het Beeldkwaliteitsplan staat dat op bepaalde locaties botenhuizen en overkappingen voor boten zijn uitgesloten, namelijk op de eilanden in de Bergse Achterplas. Daarbij is ook expliciet vermeld dat de overkapping voor een boot op kavelnummer 430 (het recreatieperceel van [appellanten]) is gebouwd zonder omgevingsvergunning voor bouwen en dat hiervoor ook geen omgevingsvergunning zal worden verleend, omdat de locatie is uitgesloten in het Beeldkwaliteitsplan. Deze overkapping voor een boot dient dan ook te worden verwijderd, aldus de raad. De raad ziet geen aanleiding om af te wijken van zijn beleid. In het verweerschrift wijst de raad erop dat de recreatiepercelen op de eilanden in de Bergse Plassen smal zijn en de eilanden al redelijk dicht bebouwd zijn. Met nog meer bebouwing neemt de ruimte voor groen af, aldus de raad. Daarnaast verstoren volgens de raad overkappingen het zicht vanaf de oevers op het water en omgekeerd.
5.4. Voor zover [appellanten] wijst naar een afbeelding in het Beeldkwaliteitsplan, stelt de raad in zijn verweerschrift dat de omstandigheid dat de overkapping van [appellanten] is afgebeeld in het Beeldkwaliteitsplan niet maakt dat de overkapping ook ruimtelijk is toegestaan op zijn recreatieperceel.
De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op dit standpunt mocht stellen. Zo staan in het Beeldkwaliteitsplan uitgangspunten op grond waarvan overkappingen zijn toegestaan op bepaalde locaties binnen het plangebied. Op de eilanden in de Bergse Plassen, waar ook het recreatieperceel van [appellanten] is gesitueerd, is ervoor gekozen om geen overkappingen toe te staan om het groene karakter van de plassen te beschermen. De afbeelding heeft daarmee geen verdere betekenis dan dat het een illustratie van een overkapping is.
5.5. De Afdeling is daarom van oordeel dat het plan in zoverre van een deugdelijke motivering is voorzien.
Het betoog faalt.
Gelijkheidsbeginsel
6. [appellanten] doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Hij wijst erop dat op twee andere locaties wel overkappingen voor boten zijn toegestaan, namelijk voor de overkappingen op de reactiepercelen kadastraal bekend als gemeente Rotterdam, nummer 2373, kavelnummer 214 (hierna: kavelnummer 214) en nummer 1924, kavelnummer 442 (hierna: kavelnummer 442).
6.1. Over deze overkappingen heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat deze situaties verschillen van de aan de orde zijnde situatie. De raad stelt dat de overkapping op kavelnummer 214 al was toegestaan op grond van artikel 25, lid 4, onder a, sub 3, van het vorige bestemmingsplan "Kern en Plassen", vastgesteld op 16 november 2011. Dit artikel luidt namelijk dat ter plaatse van kavelnummer 214 op grond van de bijlage "Inventarisatiekaart perceelsindeling eilanden Bergse Achterplas" het botenhuis zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegginng van het ontwerpbestemmingsplan, is toegestaan. Ten aanzien van kavelnummer 442 stelt de raad dat sinds 1996 op het perceel een botenhuis aanwezig is. Het botenhuis valt binnen de 131 m2 die in totaal aan bebouwing is toegestaan op het perceel. Op de zitting heeft de raad nader toegelicht dat de eigenaar van kavelnummer 442 heeft aangetoond dat de toenmalige deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek in 2010 daarom al geen reden had om handhavend op te treden tegen het botenhuis op zijn perceel. Gelet op het vorenstaande heeft de raad de overkappingen op de kavelnummers 214 en 442 dan ook planologisch bestemd en op grond van artikel 20.2.3, lid a, van de planregels vastgesteld dat de overkappingen voor een boot ter plaatse van de percelen 214 en 442 zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn toegestaan en de grootte mogen behouden die zij hebben.
Daarom is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de situatie die [appellanten] niet dezelfde is als de situatie bij de kavelnummers 214 en 442.
Het betoog faalt.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.M.W. van Ewijk, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Ewijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2024
867