ECLI:NL:RVS:2024:1247
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 28 maart 2023 hun beroep tegen de afwijzing van hun aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 april 2022 de aanvragen van de vreemdelingen afgewezen. Vervolgens verklaarde de staatssecretaris op 25 november 2022 het bezwaar van de vreemdelingen tegen deze afwijzing ongegrond. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Schonkeren, hebben tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.