ECLI:NL:RVS:2024:1368
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot tijdelijke bescherming
Op 2 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling was eerder door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 augustus 2023 geïnformeerd dat zijn recht op bescherming op grond van de Richtlijn 2001/55/EG zou eindigen op 4 september 2023. Dit besluit werd op 31 januari 2024 ingetrokken, maar op 21 februari 2024 werd de vreemdeling opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen na 4 maart 2024 te verlaten. De rechtbank Den Haag verklaarde op 27 maart 2024 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk voor het besluit van 23 augustus 2023 en ongegrond voor het besluit van 21 februari 2024. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de vreemdeling in zijn verzoek ontvangen en bepaald dat hij niet mag worden uitgezet en dat hij behandeld moet worden alsof het recht op tijdelijke bescherming van toepassing blijft, totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgelopen tot € 875,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen in vreemdelingenzaken, vooral in het licht van tijdelijke bescherming en de rechten van individuen onder Europese richtlijnen.