202400009/2/R4.
Datum uitspraak: 3 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te Zwartebroek, waarvan de maten zijn [maat A], [maat B] en [maat C], allen wonend te Zwartebroek, gemeente Barneveld (hierna: de Maatschap)
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Barneveld,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "De Eendracht" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Maatschap beroep ingesteld.
De Maatschap heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 13 maart 2024, waar de Maatschap, vertegenwoordigd door [maat C] en [maat A], bijgestaan door mr. M. van der Kruijt-Bos, is verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 30 juni 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat in deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
3. Het plangebied bevindt zich ten noorden van Terschuur. Het plangebied wordt aan de noord- en westzijde begrenst door agrarische gronden en aan de oostzijde door de Eendrachtstraat. Ten zuiden van het plangebied bevinden zich het sportpark "Overbeek" en de woningen aan de Sandersstraat. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een woongebied met 160 woningen en een schoolgebouw met kinderopvang. Verder wordt voorzien in de bijbehorende groen-, verkeer- en waterstructuren. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken worden de agrarische bedrijven in het plangebied, aan de Eendrachtstraat 29-33 en 35 in Terschuur, beëindigd. De bijbehorende agrarische bebouwing wordt gesloopt. In het plan is ook het bouwvlak van de Maatschap op het perceel [locatie] in Zwartbroek opgenomen. De functieaanduiding "intensieve veehouderij" die op deze gronden rust op grond van het vorige bestemmingsplan "Buitengebied 2012" is in het plan geschrapt, zodat een intensieve veehouderij niet langer mogelijk is op dit perceel.
4. De Maatschap is eigenaar van het perceel [locatie] in Zwartbroek en exploiteert hier een melkveehouderij met 35 melkkoeien. Zij is daarnaast eigenaar van omliggende agrarische percelen, die grenzen aan het in het plan voorziene woongebied. De Maatschap heeft het voornemen om 3.116 biologische vleeskuikens te gaan houden en in zoverre haar bedrijfsvoering uit te breiden. Zij heeft hiertoe op 14 juli 2022 een melding krachtens het Activiteitenbesluit milieubeheer gedaan en een aanvraag voor een omgevingsvergunning beperkte milieutoets ingediend. De Maatschap is het niet eens met het plan, omdat het voorziene woongebied haar agrarische bedrijfsvoering beperkt. Ook komt zij op tegen het schrappen van de aanduiding "intensieve veehouderij" voor haar perceel [locatie].
Spoedeisend belang
5. De raad stelt dat de Maatschap geen spoedeisend belang heeft bij haar verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. De raad heeft toegelicht dat de gemeente eigenaar is van de gronden waarop de nieuwe woonwijk is voorzien. De raad heeft een schriftelijke verklaring overgelegd van 5 maart 2024 waarin namens het college van burgemeester en wethouders is toegezegd dat "de daadwerkelijke realisatie van het bouwrijp maken van de benodigde gronden voor de ontwikkeling van de woonwijk De Eendracht in Terschuur niet zal starten alvorens de Afdeling een uitspraak heeft gedaan in het lopende beroep". Daarnaast is een verklaring overlegd van 5 maart 2024 waarin staat dat het besluit op de aanvraag om omgevingsvergunning van 21 december 2023 voor "Kindcentrum Terbroek" zal worden aangehouden totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. Gelet op de deze toezeggingen leidt de inwerkingtreding van het plan niet tot onomkeerbare gevolgen, aldus de raad.
De Maatschap heeft volgens de raad evenmin een spoedeisend belang ten aanzien van het schrappen van de functieaanduiding "intensieve veehouderij" voor het perceel [locatie]. Met de inwerkingtreding van het plan wordt de voorgenomen bedrijfsuitbreiding, namelijk het houden van 3.166 biologische vleeskuikens, volgens de raad onder het gebruiksovergangsrecht gebracht. De Maatschap heeft namelijk voor het voorbereidingsbesluit van 29 september 2022 een melding krachtens het Activiteitenbesluit gedaan en een aanvraag voor een omgevingsvergunning beperkte milieutoets ingediend voor deze uitbreiding. Na de inwerkingtreding van het plan is het houden van 3.166 biologische vleeskuikens toegestaan krachtens het gebruiksovergangsrecht, aldus de raad.
5.1. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat een spoedeisend belang bij de door de Maatschap gevraagde voorziening.
Ten aanzien van het voorziene woongebied geldt het volgende. De Maatschap heeft op de zitting toegelicht dat het woongebied grenst aan percelen waarvan zij eigenaar is. Deze percelen hebben een agrarische bestemming en zijn onder meer aangewezen voor het telen van gewassen. Daarbij mogen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, zodat een spuitzone moet worden aangehouden. Op de zitting heeft de Maatschap onweersproken gesteld dat een aantal percelen waarop het woongebied is voorzien niet in eigendom is van de gemeente, maar van derden. Dit staat overigens ook in de plantoelichting. Deze percelen van derden liggen in het noordelijke deel van het plangebied en grenzen aan de agrarische gronden van de Maatschap. De voorzieningenrechter is met de Maatschap van oordeel dat de door de raad overgelegde schriftelijke toezeggingen geen betrekking hebben op gronden die in eigendom zijn van derden. Die particuliere eigenaren kunnen na het in werking treden van het bestemmingsplan op hun percelen beginnen met het uitvoeren van voorbereidende werkzaamheden voor de voorziene woningbouw of hiervoor omgevingsvergunningen aanvragen. Daarom is niet uitgesloten dat de inwerkingtreding van het plan leidt tot onomkeerbare nadelige gevolgen voor de Maatschap.
Over het schrappen van de functieaanduiding "intensieve veehouderij" op het perceel [locatie] overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Niet in geschil is dat door het schrappen van de aanduiding "intensieve veehouderij" het voorgenomen gebruik, namelijk het houden van 3.166 biologische vleeskuikens, niet als zodanig meer is bestemd. Anders dan waarvan de raad uitgaat, is deze beoogde bedrijfsuitbreiding evenmin toegelaten op grond van het gebruiksovergangsrecht, dat wil zeggen, artikel 20.2 van de planregels. Het staat vast dat de Maatschap nog niet is begonnen met het houden van de biologische vleeskuikens. Alleen het gebruik dat feitelijk bestond ten tijde van de inwerkingtreding van het plan - en niet in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan - valt onder de werking van het gebruiksovergangsrecht en mag worden voortgezet. Als de Maatschap na de inwerkingtreding van het plan alsnog start met het houden van de biologische vleeskuikens handelt zij in strijd met de gebruiksregels van het plan. De Maatschap heeft op de zitting onweersproken gesteld dat zij, gelet ook op het daarmee gemoeide financiële belang, het voornemen heeft zo spoedig mogelijk te starten met de bedrijfsuitbreiding, waarvoor zij al een melding heeft gedaan en een aanvraag om omgevingsvergunning beperkte milieutoets heeft ingediend. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de Maatschap een spoedeisend belang heeft bij haar verzoek voor zover dat gericht is tegen het schrappen van de aanduiding "intensive veehouderij" voor haar perceel.
Het verzoek inhoudelijk
Functieaanduiding "intensieve veehouderij"
6. De Maatschap betoogt dat de functieaanduiding "intensieve veehouderij", die voorheen op haar perceel rustte, in het plan ten onrechte is geschrapt. Dit leidt volgens de Maatschap tot een onaanvaardbare beperking van haar bedrijfsvoering. De door de Maatschap beoogde en gemelde bedrijfsactiviteit, namelijk het houden van 3.116 biologische vleeskuikens, kan nu geen doorgang vinden. Verder beperkt het plan de ontwikkelmogelijkheden van haar bedrijf in de verdere toekomst, omdat ook andere uitbreidingen van de bedrijfsvoering nu niet meer mogelijk zijn. De raad had gelet hierop de functieaanduiding "intensieve veehouderij" moeten handhaven, aldus de Maatschap.
6.1. Volgens de raad wordt het agrarisch bedrijf op de [locatie] door het schrappen van de aanduiding "intensieve veehouderij" niet beperkt, voor zover het gaat om de gemelde bedrijfsuitbreiding, omdat het houden van de biologische vleeskuikens toegelaten is krachtens het gebruiksovergangsrecht van het plan. Het schrappen van de aanduiding heeft wel tot gevolg dat er voor het overige, anders dan onder het vorige bestemmingsplan, geen intensive veehouderij is toegelaten op het perceel. Deze beperking van de uitbreidingsmogelijkheden is volgens de raad echter aanvaardbaar, omdat het belang van woningbouw en de realisatie van het schoolgebouw zwaarder weegt dan het belang van de Maatschap om op haar gronden een intensieve veehouderij te exploiteren.
6.2. Zoals de voorzieningenrechter hiervoor heeft overwogen valt het voorgenomen gebruik - het houden van de 3.166 biologische vleeskuikens - niet onder het gebruiksovergangsrecht van artikel 20.2 van de planregels. Met het schrappen van de functieaanduiding "intensieve veehouderij" is het door de Maatschap beoogde en gemelde gebruik daarom niet langer toegelaten. Het staat vast dat de raad niet heeft beoogd het op 14 juli 2022 gemelde gebruik niet toe te laten. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog slaagt.
Spuitzone
7. De Maatschap betoogt dat zij door de voorziene woonwijk beperkt wordt in haar bedrijfsvoering. In het plan is namelijk ten onrechte een te korte afstand aangehouden tussen de in het plan voorziene woningen en haar agrarische gronden die grenzen aan het plangebied. Op grond van het voor deze gronden geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2012" mogen de gronden in gebruik worden genomen voor het telen van gewassen. Daarbij mogen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. De raad had daarom rekening moeten houden met een spuitzone rondom haar gronden van in beginsel 50 m. Hieraan wordt niet voldaan. Een kortere afstand is alleen aanvaardbaar als daaraan een deugdelijke motivering ten grondslag ligt. De raad heeft echter niet gemotiveerd waarom in dit geval kan worden volstaan met een aanmerkelijk kortere afstand, aldus de Maatschap.
7.1. De voorzieningenrechter overweegt dat de kortste afstand tussen de agrarische gronden van de Maatschap en de bestemming "Wonen" ongeveer 10 m is. Deze afstand is aanmerkelijk kleiner dan de afstand van 50 m die volgens de jurisprudentie van de Afdeling in beginsel in acht moet worden genomen tussen gevoelige bestemmingen en gronden waarop gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2560, onder 3.4). Gelet hierop had de raad de gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor het woon- en leefklimaat bij de voorziene woningen moeten onderzoeken en op grond van de resultaten van dit onderzoek moeten onderbouwen dat bij deze woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden geborgd. De voorzieningenrechter stelt vast dat de raad dit niet heeft gedaan. Dit betekent dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat het plan niet zal leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de agrarische gronden van de Maatschap. Het plan is in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het betoog slaagt. Conclusie
8. Het verzoek moet worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding het plan te schorsen.
Proceskosten
9. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek toe;
II. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Barneveld van 13 december 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Eendracht";
III. veroordeelt de raad van de gemeente Barneveld tot vergoeding van de bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.792,63, waarvan € 1.750,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Barneveld aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljevic, griffier.
w.g. Knol
voorzieningenrechter
w.g. Milosavljevic
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024
739-1070