ECLI:NL:RVS:2024:1376
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursdwang en kostenverhaal bij onjuist aanbieden van huishoudelijk afval
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [appellant], wonend te Den Haag, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had op 22 juli 2023 besloten om spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Dit besluit volgde op de constatering dat [appellant] op 10 juli 2023 een doos had geplaatst naast een inzamelvoorziening op de Los Angelesstraat in Den Haag. De doos bevatte een adreslabel met de naam en het adres van [appellant].
[Appellant] betwistte niet dat zij de doos naast de inzamelvoorziening had geplaatst, maar voerde aan dat zij een afspraak had gemaakt voor het ophalen van grofvuil op 14 juli 2023. Vanwege haar werk en het ontbreken van eigen vervoer was het voor haar niet mogelijk om het grofvuil eerder aan te bieden. Het college had echter besloten dat de kosten van de bestuursdwang, ter hoogte van € 199,57, voor rekening van [appellant] zouden komen.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 5 maart 2024, waar het college vertegenwoordigd was door bc. U.M. Kelly en bc. Q.D.J. Ramroop. De Afdeling oordeelde dat [appellant] haar afval niet op de juiste wijze had aangeboden, ondanks haar argumenten over haar werk en vervoer. De Afdeling concludeerde dat het college redelijkerwijs de kosten van de bestuursdwang op [appellant] mocht verhalen, en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de verplichting van burgers om afval op de juiste wijze aan te bieden, ongeacht persoonlijke omstandigheden. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.