ECLI:NL:RVS:2024:1390

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
202300382/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.F. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van een locatie voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer in Vianen

Op 3 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de aanwijzing van een locatie voor een ondergrondse restafvalcontainer (ORAC) in Vianen. Het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden had op 5 april 2022 het 'Definitief locatieplan ondergrondse containers Vianen Deel II & III' vastgesteld, waarbij de locatie aan de Brederodestraat was aangewezen voor de plaatsing van de ORAC. Appellant en anderen, wonend in de nabijheid van de aangewezen locatie, waren het niet eens met deze beslissing en stelden dat de locatie niet geschikt was en dat er alternatieve locaties waren die geschikter waren.

De Afdeling heeft de beroepsgronden van appellanten beoordeeld en vastgesteld dat het college bij de keuze van de locatie een zorgvuldige afweging heeft gemaakt van de betrokken belangen. De Afdeling oordeelde dat de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig waren in verhouding tot de doelen die met de aanwijzing werden gediend. Het college had beleidsruimte bij de keuze van de locatie en de Afdeling concludeerde dat de locatie aan de Brederodestraat geschikt was voor de plaatsing van de ORAC.

Daarnaast heeft de Afdeling de alternatieve locaties die door appellanten werden aangedragen beoordeeld. De Afdeling oordeelde dat het college deugdelijk had gemotiveerd dat deze alternatieve locaties niet zodanig geschikter waren dan de aangewezen locatie dat het college had moeten afzien van de aanwijzing van de Brederodestraat. De Afdeling verklaarde het beroep van appellanten ongegrond en oordeelde dat het college geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202300382/1/R1.
Datum uitspraak: 3 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Vianen, gemeente Vijfheerenlanden,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2022 (hierna: het bestreden besluit) heeft het college het "Definitief locatieplan ondergrondse containers Vianen Deel II & III" vastgesteld. Daarbij is onder meer de locatie Brederodestraat, tegenover de garage van nummer […] (hierna: de aangewezen locatie) aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 maart 2024, waar [appellant] en anderen bij monde van [appellant] en [appellant A], en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J. Derksen en J.H.P. van Mechelen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Waardlanden Reinigingsdienst, vertegenwoordigd door C. van Baalen, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Bij het bestreden besluit is de locatie aan de Brederodestraat aangewezen voor de plaatsing van een ORAC. [appellant] en anderen wonen in de directe nabijheid van de aangewezen locatie. Zij zijn het niet eens met de plaatsing van de ORAC op deze locatie. Volgens [appellant] en anderen is de aangewezen locatie niet geschikt en zijn er alternatieve locaties die geschikter zijn.
Toetsingskader
2.       Bij de keuze van een locatie voor een ORAC moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ORAC.
3.       In deze procedure gaat het om de aanwijzing van een locatie voor een ORAC. De keuze van het gemeentebestuur om voor de inzameling van restafval gebruik te maken van ORAC’s, ligt niet ter beoordeling voor. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van een ORAC, toeneming van verkeer van en naar een ORAC en (verkeers)hinder die gepaard gaat met het legen van een ORAC. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van ORAC’s en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen, dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is en dat het legen van ORAC’s maar van korte duur is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1464. De Afdeling zal daarom alleen beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.
4.       Bij het aanwijzen van een locatie voor een ORAC hanteert het college plaatsingscriteria, die zijn neergelegd in de richtlijnen voor het bepalen van een locatie voor een ondergrondse container.
Beantwoording zienswijze
5.       [appellant] en anderen betogen dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Zij hebben in hun zienswijze naar voren gebracht dat zij geen bewonersbrief hebben ontvangen en dat de brief die aan andere omwonenden werd verstuurd onjuiste informatie bevat. Het college is niet op de procedurele bezwaren in de zienswijze ingegaan.
5.1.    Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Niet is gebleken dat het college niet op de juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in die afdeling. Het ontwerp-locatieplan is op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt en ter inzage gelegd. Aan belanghebbenden is gelegenheid geboden tot het naar voren brengen van zienswijzen. Dat niet alle bewoners persoonlijk in kennis zijn gesteld van het ontwerp-locatieplan heeft geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het college heeft weliswaar erkend dat er iets mis is gegaan met de verzending van de bewonersbrieven, maar een bewonersbrief is niet voorgeschreven in afdeling 3.4 van de Awb. Het college wijst er overigens terecht op dat [appellant] en anderen hun zienswijze tijdig kenbaar hebben gemaakt. In de Nota van antwoord is het college gemotiveerd ingegaan op deze zienswijze. Dat het college hierbij niet op alle onderdelen van de zienswijze is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het aanwijzingsbesluit niet zorgvuldig is voorbereid of niet deugdelijk is gemotiveerd.
Het betoog slaagt niet.
Geschiktheid van de locatie
6.       [appellant] en anderen betogen dat de aangewezen locatie niet geschikt is voor de plaatsing van de ORAC. Zij stellen in de eerste plaats dat de ORAC op die locatie inbreuk maakt op het historisch stadsgezicht. Daarnaast hebben zij aangevoerd dat de Brederodestraat te smal is voor de ophaalwagen waardoor het verkeer wordt belemmerd tijdens het legen van de ORAC. Ook zullen bomen in de straat beschadigd raken door de ophaalwagen. [appellant] en anderen stellen in dit verband dat het college bij de locatiekeuze de richtlijnen willekeurig heeft toegepast.
6.1.    Het college erkent dat in de richtlijnen is voorgeschreven dat een ORAC bij voorkeur niet in een beschermd stadsgezicht wordt geplaatst. Het college wijst er hierbij echter op dat de hele binnenstad van Vianen beschermd stadsgezicht is, zodat niet aan deze richtlijn kan worden voldaan anders dan door in dit deel van de gemeente de inzameling van restafval in het geheel niet door middel van ORAC's te laten plaatsvinden. Voor dit laatste heeft de raad van de gemeente echter niet gekozen. Andere criteria uit de richtlijnen zijn daarom doorslaggevend geweest bij het bepalen van de locatie. De Afdeling is gelet daarop van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de locatie in een beschermd stadsgezicht ligt, niet maakt dat het college niet heeft mogen besluiten tot de aanwijzing van die locatie. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de container zelf door zijn ondergrondse positie aan het zicht wordt onttrokken en dat de bovengrondse inworpzuil slechts een beperkte hoogte heeft.
6.2.    De Afdeling overweegt dat de door [appellant] en anderen gestelde verkeershinder als gevolg van het legen van de ORAC ook geen reden hoefde te zijn voor het college om af te zien van het aanwijzen van de locatie. Het college heeft wat betreft de gestelde belemmering van het verkeer toegelicht dat de Brederodestraat niet te smal is voor het inzamelvoertuig en dat ook geen gewichtsbeperking voor vrachtverkeer geldt in de straat. Op dit moment wordt in de Brederodestraat al huishoudelijk afval ingezameld met een regulier inzamelvoertuig. Bij het legen van de ORAC zal de straat gedurende 5 à 10 minuten geblokkeerd zijn voor het overige verkeer. Zoals de Afdeling onder 3 heeft overwogen, hoeven deze gevolgen van de plaatsing van een ORAC onder normale omstandigheden niet aan de aanwijzing van een locatie in de weg te staan. De Afdeling beoordeelt alleen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen. Van omstandigheden die in dit geval aan de aanwijzing van de locatie in de weg staan is niet gebleken.
6.3.    Voorts wordt volgens het college bij het plaatsen van een ORAC rekening gehouden met de uiteindelijke grootte van bomen en de te verwachten kroonprojectie. Het college stelt dat de ORAC niet in de kwetsbare boomzone zal worden geplaatst. De aangewezen locatie voldoet op dit onderdeel dus aan de richtlijnen. De takken van de boom naast de locatie hangen volgens het college ook niet dusdanig over de straat dat deze zouden afbreken bij het legen van de ORAC. Tot slot stelt het college dat, omdat het om een nog jonge boom gaat, met het snoeien van de boom rekening kan worden gehouden met overhangende takken. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college in de aanwezigheid van bomen geen aanleiding hoeven zien om de locatie ongeschikt te achten.
6.4.    De Afdeling overweegt dat het college deugdelijk heeft gemotiveerd dat de aangewezen locatie zoveel als mogelijk aan de richtlijnen voldoet. De Afdeling ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college de richtlijnen willekeurig heeft toegepast. Het college heeft toegelicht dat in de binnenstad van Vianen niet aan alle plaatsingscriteria kan worden voldaan, maar dat de locatie wordt bepaald op basis van een afweging tussen alle criteria uit de richtlijnen. Mede gelet op het onder 2 beschreven beoordelingskader is de Afdeling van oordeel dat het college een bepaalde mate van gewicht aan de verschillende plaatsingscriteria uit de richtlijnen mag toekennen en dat de richtlijnen moeten worden bezien in het licht van alle relevante aspecten en omstandigheden van de locatie.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie over de geschiktheid van de locatie
7.       Gelet op het voorgaande, is de Afdeling van oordeel dat het college de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de ORAC.
Alternatieve locaties
8.       [appellant] en anderen betogen dat het college de aangewezen locatie niet mocht aanwijzen omdat er geschiktere alternatieve locaties zijn. Zij noemen een aantal mogelijke alternatieve locaties ten noorden van de aangewezen locatie, namelijk ter hoogte van nummer [locatie 1] of [locatie 2], op de hoek van de Brederodestraat en de Stalstraat en aan de Stalstraat ter hoogte van nummer [locatie 1]. Ook noemen [appellant] en anderen een alternatieve locatie ten zuiden van de aangewezen locatie richting de Molenstraat. Zij stellen dat op deze locaties minder overlast zal worden ervaren en parkeerplaatsen op die locaties behouden kunnen blijven.
8.1.    Onder 7 heeft de Afdeling geoordeeld dat het college de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de ORAC. De Afdeling zal beoordelen of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locaties. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
8.2.    De Afdeling is van oordeel dat het college deugdelijk heeft gemotiveerd dat de door [appellant] en anderen aangedragen alternatieve locaties niet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat het college had moeten kiezen voor één van die alternatieve locaties. Het college heeft aangegeven dat het een afweging heeft gemaakt tussen de voor- en nadelen van de aangewezen locatie en de aangedragen alternatieve locaties op basis van de richtlijnen. Het college heeft verder toegelicht dat het aantal locaties in de binnenstad van Vianen in het algemeen belang van een efficiënte inzameling is gekozen. Door te werken met zo min mogelijk ORAC’s wordt de overlast voor buurtbewoners verkleind en een efficiënt gebruik van de ORAC’s beoogd. De ORAC’s moeten op strategische plekken worden geplaatst. Een maximale loopafstand van 200 m is hierbij een belangrijke voorwaarde. Ter zitting hebben het college en Waardlanden Reinigingsdienst in dit verband een toelichting gegeven over de wijze waarop de diverse ORAC's over de binnenstad zijn gespreid. De aangewezen locatie ligt relatief in het midden van de Brederodestraat en is daardoor volgens het college beter bereikbaar voor de huisaansluitingen dan wanneer de ORAC op de uiteinden van de straat geplaatst zou worden. De locatie is daardoor goed gepositioneerd ten opzichte van de Oliestraat die de Achterstraat en Brederodestraat verbindt. Over de aangedragen alternatieve locaties stelt het college, kort samengevat, dat de loopafstand naar die locaties te groot wordt. Over de alternatieve locatie aan de Stalstraat stelt het college dat het plaatsen van een ORAC daar hinder zou ondervinden van kabels en leidingen in de grond. Over de alternatieve locatie richting de Molenstraat stelt het college dat aan weerszijden woningen liggen waardoor de ORAC voor een raam zou komen te staan en niet wordt voldaan aan de minimale afstand van 3 m tot een perceel.
8.3.    De Afdeling stelt vast dat het college de voor- en nadelen van de aangewezen en de alternatieve locaties heeft bezien, tegen elkaar heeft afgewogen en voor de aangewezen locatie heeft gekozen omdat deze locatie volgens hem op de minste bezwaren stuit. De Afdeling is van oordeel dat het college, in aanmerking genomen de beleidsruimte die het college hierbij heeft, deze keuze zo heeft mogen maken. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de aangedragen alternatieve locaties zodanig geschikter zijn voor plaatsing van de ORAC dat het college één van die locaties had moeten verkiezen boven de aangewezen locatie.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9.       Het beroep is ongegrond.
10.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024
195-1093