ECLI:NL:RVS:2024:1442

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
202401995/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en proceskostenvergoeding

Op 4 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 28 augustus 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 5 maart 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.

De vreemdeling heeft in haar verzoek aangegeven dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers haar verstrekkingen op 5 april 2024 zal beëindigen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het hoger beroep nader onderzoek vereist, en dat de huidige procedure zich daar niet goed voor leent. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 april 2024, en is vastgesteld door mr. J.Th. Drop, de voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, de griffier.

Uitspraak

202401995/2/V1.
Datum uitspraak: 4 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 maart 2024 in zaak nr. NL23.27328 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 5 maart 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgt. Bij brief van 2 april 2024 heeft de vreemdeling laten weten dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers haar verstrekkingen op 5 april 2024 zal beëindigen.
2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Schuurman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2024
977