ECLI:NL:RVS:2024:1447
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning vreemdeling wegens ernstige misdrijven en onrechtmatig verblijf
Op 8 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 oktober 2020 de aanvraag afgewezen, waarna het bezwaar van de vreemdeling op 28 december 2020 ongegrond werd verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, verklaarde op 30 juni 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.C. de Klerk, heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag gerechtvaardigd was op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank had terecht overwogen dat de verblijfsvergunning van de vreemdeling in 2012 was ingetrokken vanwege het plegen van meerdere ernstige misdrijven. De vreemdeling verblijft sindsdien onrechtmatig in Nederland en vormt een actueel gevaar voor de openbare orde. De rechtbank concludeerde ook dat de vreemdeling zijn gezinsleven met zijn kinderen beperkt invult, wat op afstand kan worden voortgezet.
Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.