ECLI:NL:RVS:2024:1447

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
202204226/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning vreemdeling wegens ernstige misdrijven en onrechtmatig verblijf

Op 8 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 oktober 2020 de aanvraag afgewezen, waarna het bezwaar van de vreemdeling op 28 december 2020 ongegrond werd verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, verklaarde op 30 juni 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.C. de Klerk, heeft hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag gerechtvaardigd was op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank had terecht overwogen dat de verblijfsvergunning van de vreemdeling in 2012 was ingetrokken vanwege het plegen van meerdere ernstige misdrijven. De vreemdeling verblijft sindsdien onrechtmatig in Nederland en vormt een actueel gevaar voor de openbare orde. De rechtbank concludeerde ook dat de vreemdeling zijn gezinsleven met zijn kinderen beperkt invult, wat op afstand kan worden voortgezet.

Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.

Uitspraak

202204226/1/V3.
Datum uitspraak: 8 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 30 juni 2022 in zaak nr. 20/9587 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 28 december 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 juni 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.C. de Klerk, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag gerechtvaardigd is onder artikel 8 van het EVRM. Daarbij heeft zij terecht betrokken dat de verblijfsvergunning van de vreemdeling in 2012 is ingetrokken wegens het plegen van meerdere ernstige misdrijven, dat de vreemdeling sindsdien onrechtmatig in Nederland verblijft en hij een actueel gevaar voor de openbare orde is. Ook heeft de rechtbank terecht overwogen dat de vreemdeling het gezinsleven met zijn kinderen beperkt invult en dat dat op afstand kan worden voortgezet. Wat de vreemdeling in hoger beroep heeft aangevoerd is onvoldoende voor een ander oordeel.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2024
47-967