ECLI:NL:RVS:2024:1466

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
202205012/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 10 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was in beroep gegaan tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 11 oktober 2021 was genomen, en een inreisverbod dat op 17 november 2021 was uitgevaardigd. De rechtbank had op 26 juli 2022 het beroep van de vreemdeling, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit, niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het inreisverbod ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden haar oordeel geveld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 april 2024, en de betrokken rechters waren mr. J.Th. Drop als lid van de enkelvoudige kamer en mr. W.M. Vos als griffier.

Uitspraak

202205012/1/V3.
Datum uitspraak: 10 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 26 juli 2022 in zaken nrs. NL21.19332 en NL22.1353 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2021 heeft de staatssecretaris de vreemdeling opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten (hierna: het terugkeerbesluit). Bij besluit van 17 november 2021 heeft de staatssecretaris een inreisverbod tegen de vreemdeling uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 26 juli 2022 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit,
niet-ontvankelijk verklaard en het beroep, voor zover gericht tegen het inreisverbod, ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 3.2 en 6.2 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2024
644-981