ECLI:NL:RVS:2024:1470
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing uitstel van vertrek door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had op 22 december 2021 een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, maar deze werd afgewezen. Hiertegen maakte de vreemdeling bezwaar, dat op 6 september 2022 ongegrond werd verklaard door de staatssecretaris. De vreemdeling ging vervolgens in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 24 april 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.C. de Klerk, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 april 2024 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling kon ook geen rekening houden met de veranderde veiligheidssituatie in Soedan, aangezien dit niet binnen het toetsingskader van de zaak viel. De vreemdeling werd geadviseerd om deze situatie te betrekken bij een asielaanvraag.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 april 2024.