202206023/1/R4.
Datum uitspraak: 10 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 september 2022 in zaak nr. 20/6205 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Barneveld.
Procesverloop
Bij besluit van 29 oktober 2020 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan ETB Energie B.V. voor de realisatie van zonnepark Terbroek (hierna: het zonnepark) aan de Stoutenburgerweg ongenummerd in Terschuur, gemeente Barneveld met de kadastrale aanduiding gemeente Barneveld, sectie H, nummers 4, 61, 64 en 326 (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 16 september 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college en ETB Energie hebben ieder voor zich een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2024, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door J. Buist en J. Donner, zijn verschenen. Voorts is ter zitting ETB Energie, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. B. Oudenaarden, advocaat te Arnhem, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 29 mei 2020. Dit betekent dat in dit geval het recht, waaronder de Wabo en de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw), zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het perceel ligt in het buitengebied ten westen van Terschuur, gemeente Barneveld. Het perceel wordt aan de noordkant begrensd door de snelweg A1 en de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn en aan de zuidkant door de Esvelderbeek. Het perceel heeft een oppervlakte van 9,4 ha, waarvan 7 ha zal worden bebouwd met zonnepanelen. Op het perceel zijn volgens het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" (hierna: het bestemmingsplan) de enkelbestemmingen "Agrarisch" en "Groen" van toepassing. Op grond van het bestemmingsplan zijn het zonnepark en de daarbij behorende gebouwen niet toegestaan op het perceel. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk’, ‘uitvoeren van een werk of van werkzaamheden’ en ‘gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Wabo. Op grond van de vergunningvoorschriften voorziet de omgevingsvergunning in een tijdelijk zonnepark dat maximaal 25 jaar mag bestaan. Na 25 jaar moeten de panelen, draagconstructie, overige bouwwerken en bekabeling worden verwijderd.
[appellant] is eigenaar van een agrarisch perceel dat op ongeveer 220 m afstand van het perceel ligt (hierna: het agrarisch perceel). Ten opzichte van het perceel bevindt het agrarisch perceel zich stroomafwaarts aan de Esvelderbeek.
Het hoger beroep
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college redelijkerwijs gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. [appellant] voert in de eerste plaats aan dat het zonnepark de functionaliteit van het agrarisch perceel zal aantasten, omdat het zonnepark de biodiversiteit verstoort in de zin dat het een belemmering vormt voor insecten, vogels, wormen, planten enzovoort. Volgens [appellant] zal het perceel veranderen in een zwart vlak waar bijna niets zal groeien. [appellant] vreest dat hij als gevolg hiervan minder goed gewassen kan telen op het agrarisch perceel en wijst erop dat het agrarisch perceel al wordt omgeven door een snelweg, spoorlijn en woningen en dat er een plan is voor nog een zonnepark ten zuiden van zijn perceel. In de tweede plaats voert [appellant] aan dat het zonnepark een bron is van vervuiling die via de Esvelderbeek op zijn agrarisch perceel terecht kan komen. [appellant] wijst erop dat de aluminium stellages van de zonnepanelen kunnen corroderen, dat de zonnepanelen deeltjes kunnen verliezen en dat het agrarisch perceel overstroomt als de Esvelderbeek bij hevige regenval overstroomt.
3.1. Artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo luidt: "Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan […],
[…]"
Artikel 2.12, eerste lid, luidt: "Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1° […],
2° […], of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
[…]"
3.2. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe. Het moet bij zo’n beslissing de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
3.3. Het college heeft gesteld dat het zonnepark geen nadelige gevolgen zal hebben voor het agrarisch perceel, gelet op de afstand van het perceel tot het agrarisch perceel en de obstakelvrije zone van 5 m tussen de Esvelderbeek en het zonnepark. Het college heeft toegelicht dat het perceel op grond van de vergunningvoorschriften ingericht moet worden, en ingericht moet blijven, overeenkomstig het ‘Landschapsplan Zonnepark Terbroek’. Volgens het college zullen de aldus voorgeschreven maatregelen om het zonnepark in de omgeving in te passen, leiden tot een verbetering van de natuur en biodiversiteit ter plaatse. Het college wijst erop dat de zonnepanelen op het perceel slechts een oppervlakte van 7 ha zullen beslaan en dat de bodem voldoende zonlicht krijgt, omdat de afstand tussen de rijen met zonnepanelen 2 m bedraagt. Verder zal de Esvelderbeek 10 m noordwaarts worden verlegd. Aan de zuidzijde van de beek zal een struweel van maximaal 10 m breed worden aangelegd en aan de noordzijde van de beek zal een obstakelvrije zone van 5 m breed kruidenrijk grasland worden aangelegd. Zo ontstaat ook ruimte om bij hoge waterstanden aan weerszijden van de beek water op te vangen, aldus het college. Het college heeft erop gewezen dat het landschapsplan een minimale aanplanthoogte voor de bomen en het struweel voorschrijft. Anders dan [appellant] stelt, zal het perceel niet veranderen in een zwart vlak waar bijna niets groeit. Er zal nauwelijks of geen corrosie zijn, omdat de stellages waarop de zonnepanelen worden geplaatst van aluminium worden gemaakt. Op de zitting heeft ETB Energie toegelicht dat het materiaal van de zonnepanelen volgens de productgaranties van de leverancier minimaal 25 jaar corrosiebestendig is.
3.4. Wat [appellant] heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het zonnepark zodanige nadelige gevolgen zal hebben voor het agrarisch perceel dat het college redelijkerwijs geen omgevingsvergunning had mogen verlenen om in strijd met het bestemmingsplan een zonnepark op het perceel te realiseren. De Afdeling neemt hierbij de afstand in aanmerking tussen het perceel en het agrarisch perceel enerzijds en het zonnepark en de Esvelderbeek anderzijds. Ook neemt de Afdeling hierbij in aanmerking wat het college en ETB Energie hebben toegelicht over het risico op corrosie van de aluminium stellages. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in weerwil hiervan enig nadeel van het zonnepark zal ondervinden op het agrarisch perceel. De Afdeling merkt hierbij nog op dat het college gemotiveerd heeft gesteld dat de biodiversiteit op het perceel wordt verbeterd en dat [appellant] het tegendeel daarvan niet aannemelijk heeft gemaakt.
Het betoog slaagt niet.
Overige gronden
4. Op de zitting heeft [appellant] beroepsgronden aangevoerd die hij niet in zijn hogerberoepschrift heeft aangevoerd.
4.1. Op grond van artikel 1.1 van de Chw, gelezen in samenhang met onderdeel 1.1 van Bijlage I van die wet, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw, waaronder artikel 1.6a, van toepassing.
Artikel 1.6a van de Chw luidt: "Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd."
4.2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank gewezen op de toepasselijkheid van de Chw, met de vermelding dat dit betekent dat de indiener van hoger beroep na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep geen nieuwe beroepsgronden meer kan aanvoeren. Gelet hierop laat de Afdeling de beroepsgronden die [appellant] niet binnen die termijn, maar pas op de zitting naar voren heeft gebracht buiten beschouwing op grond van artikel 1.6a van de Chw.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Robben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2024
610-1098