ECLI:NL:RVS:2024:1504

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
202204337/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Uitbreiding Sportpark 't Maasveld' en geluidsoverlast bezwaren

Op 10 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en de raad van de gemeente Leudal. Het geschil betreft het bestemmingsplan 'Uitbreiding Sportpark 't Maasveld', dat op 26 april 2022 door de raad is vastgesteld. Dit plan voorziet in de uitbreiding van het bestaande sportpark op de hoek van de Maasweg en Waije in Neer, met als doel de verplaatsing van de wielervereniging mogelijk te maken. De appellanten vrezen dat de uitbreiding zal leiden tot geluidsoverlast.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het ontwerp van het bestemmingsplan vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, waardoor de oude wetgeving van toepassing blijft. De appellanten hebben aangevoerd dat het akoestisch onderzoek dat aan het besluit ten grondslag ligt, niet zorgvuldig is uitgevoerd en dat de geluidsoverlast voor omwonenden niet adequaat is beoordeeld. De raad heeft echter gesteld dat het akoestisch rapport de situatie correct weergeeft en dat de maximale geluidsniveaus niet zullen veranderen.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad niet onterecht heeft afgeweken van de richtafstand van 30 meter zoals aanbevolen in de VNG-brochure. De geluidseisen zijn niet overschreden en de Afdeling heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de motivering van de raad. Het beroep van de appellanten is voor een deel niet-ontvankelijk verklaard, en voor het overige ongegrond. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202204337/1/R2.
Datum uitspraak: 10 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen, allen wonend dan wel gevestigd te Neer, gemeente Leudal,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Leudal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitbreiding Sportpark 't Maasveld" vastgesteld en besloten om geen exploitatieplan vast te stellen.
Tegen dit besluit hebben Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 13 februari 2024, waar Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B], [gemachtigde C] en [gemachtigde D], en de raad, vertegenwoordigd door ing. L. Ponsen, zijn verschenen. Verder is op zitting Stichting 't Maasveld, vertegenwoordigd door ing. J.J.P. van Haeff, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 6 juli 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan voorziet in de uitbreiding van het bestaande sportpark "'t Maasveld" op de hoek van de Maasweg en Waije in Neer (hierna: het plangebied). Met het plan wordt de verplaatsing van de wielervereniging planologisch mogelijk gemaakt. Aan het plangebied wordt de bestemming "Sport" toegekend en aan een deel van het plangebied wordt de functieaanduiding "specifieke vorm van sport - paardenbakken" toegekend.
3.       Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij vrezen dat de uitbreiding geluidsoverlast zal veroorzaken.
4.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Toetsingskader
5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Gronden van het beroep
Geluidsoverlast
6.       Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen betogen dat het plan niet zorgvuldig is voorbereid. Zij voeren aan dat in paragraaf 6.1.2 van het rapport "Akoestisch onderzoek industrielawaai sportpark 't Maasveld" van 2 februari 2022, opgesteld door Kragten (hierna: het akoestisch rapport), dat ten grondslag ligt aan het vaststellingsbesluit, ten onrechte is uitgegaan van de situatie waarbij de activiteiten op het bestaande sportterrein ongewijzigd blijven. Het trainingsveld wordt namelijk vervangen door een wedstrijdveld, dat op 25 m van bestaande woningen komt te liggen. Volgens Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen is er hierdoor een hogere geluidsbelasting voor omwonenden dan dat uit het onderzoek naar voren komt. Daarnaast betogen Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen dat in het akoestisch rapport een motivering ontbreekt waarom er wordt afgeweken van de richtafstand van 30 m uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure).
6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat er in het akoestisch rapport wel is uitgegaan van de situatie waarin het trainingsveld is vervangen door een wedstrijdveld. Volgens de raad geeft paragraaf 6.1.2 van het akoestisch rapport weer dat de maximale geluidsniveaus in deze nieuwe situatie niet wijzigen ten opzichte van de oude situatie.
6.2.    De Afdeling stelt vast dat in het akoestisch rapport is uitgegaan van de situatie waarbij de voetbalvelden van het bestaande sportpark in het weekend worden gebruikt voor wedstrijden. Uit het akoestisch rapport volgt dat deze wijziging van activiteiten niet heeft geleid tot een wijziging van de maximale geluidsniveaus. De raad is daarom niet van een onjuiste geluidssituatie uitgegaan.
6.3.    Over de motivering van de raad om van de richtafstand uit de VNG-brochure af te wijken, overweegt de Afdeling als volgt. Niet in geschil is dat het plangebied kan worden aangemerkt als een gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure. Gelet daarop geldt op basis van de VNG-brochure een richtafstand van 30 m tussen het plangebied en de meest nabijgelegen woningen. Deze richtafstand is indicatief en gemotiveerd afwijken van deze afstand is mogelijk. In het geval de richtafstand wordt overschreden, is geluidsonderzoek noodzakelijk en kan aansluiting worden gezocht bij de in de VNG-brochure opgenomen streefwaarden voor geluid. Voor het gebiedstype gemengd gebied gelden de volgende streefwaarden: een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 50 dB(A) en een maximaal piekgeluid van 70 dB(A).
6.4.    De meest nabijgelegen woningen liggen op 27 m afstand van het plangebied. Daarmee wordt de richtafstand van 30 m overschreden. In het kader van deze overschrijding heeft de raad een akoestisch onderzoek laten uitvoeren. Uit het akoestisch rapport volgt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau 49 dB(A) is. De streefwaarde van 50 dB(A) uit de VNG-brochure wordt dus niet overschreden. Daarnaast blijkt uit het akoestisch rapport dat het maximale piekgeluid 65 dB(A) is. Daarmee wordt ook aan de streefwaarde van 70 dB(A) uit de VNG-brochure voldaan. Gelet op deze uitkomsten ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de afwijking van de in de VNG-brochure aanbevolen richtafstand onvoldoende heeft gemotiveerd. Verder heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet tot een onaanvaardbare geluidssituatie voor omwonenden zal leiden.
Het betoog slaagt niet.
Exploitatieplan
7.       Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen betogen dat op het moment van de vaststelling van het plan de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Leudal en stichting 't Maasveld ontbrak, zodat het plan niet mocht worden vastgesteld. Op de zitting is gebleken dat dit beroep in zoverre is gericht tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, van de Wro.
7.1.    Op grond van artikel 8.2, vierde lid, van de Wro wordt als belanghebbende bij een besluit tot vaststelling van een exploitatieplan in elk geval aangemerkt degene die een grondexploitatieovereenkomst heeft gesloten over de in het besluit opgenomen gronden, of degene die eigenaar is van die gronden.
7.2.    De Afdeling overweegt dat het beroep van Stichting Duurzaam Neer & Omstreken is gericht tegen het niet vaststellen van het financiële deel van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wro. Als de raad in dit geval een exploitatieplan zou hebben vastgesteld, zouden Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij dit onderdeel van het exploitatieplan. Daarbij is van belang dat Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen geen eigenaars zijn van gronden in het plangebied en ook niet een grondexploitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 8.2, vierde lid, van de Wro hebben gesloten over de gronden in het plangebied. Gelet hierop en nu ook anders niet is gebleken van belangen van Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen die rechtstreeks betrokken zouden zijn bij de vaststelling van dit onderdeel van een exploitatieplan, kunnen zij ook niet worden aangemerkt als belanghebbenden bij het niet vaststellen van dit onderdeel van een exploitatieplan. Het beroep van Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen is daarom op dit punt niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de Afdeling het beroep op dit punt niet inhoudelijk behandelt.
Bestemmingsplan rechtsonzeker?
8.       Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen betogen dat het rapport "Sportpark 't Maasveld milieuhygiënisch bodemvooronderzoek", van 22 juni 2020, opgesteld door Kragten (hierna: het bodemrapport), dat ook ten grondslag ligt aan het vaststellingsbesluit, onderdelen bevat die niet binnen het bereik van het bestemmingsplan liggen. Zij doelen met name op de plaatsing van ballenvangers. De ballenvangers hebben namelijk betrekking op de herinrichting van het bestaande sportpark en niet op het bestemmingsplan. Volgens Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen zorgt de omstandigheid dat dit rapport als bijlage bij het plan is gevoegd voor rechtsonzekerheid. Het plan had daarom niet mogen worden vastgesteld, aldus Stichting Duurzaam Neer & Omstreken en anderen.
8.1.    De Afdeling stelt voorop dat het plan dat voorligt alleen ziet op de uitbreiding van het sportpark. Op de zitting is erop gewezen dat alle ontwikkelingen die zijn voorzien op het bestaande sportpark buiten deze procedure vallen. Dat geldt in het bijzonder voor de wielerbaan en de ballenvangers. Het plaatsen van de ballenvangers is geen onderdeel van het bestemmingsplan, maar van de herinrichting van het bestaande sportpark. Dat het bodemrapport om redenen van efficiency zowel ziet op het plan als op de herinrichting van het bestaande sportpark en als bijlage bij het plan is gevoegd, leidt naar het oordeel van de Afdeling niet tot rechtsonzekerheid en ook niet tot het oordeel dat het plan om deze reden niet had mogen worden vastgesteld.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9.       Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan. Het beroep is voor het overige ongegrond.
10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan, niet-ontvankelijk;
II.       verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Graaff-Haasnoot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2024
531-1092
Bijlage
Wet ruimtelijke ordening
Artikel 6.12
1. De gemeenteraad stelt een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.
2. In afwijking van het eerste lid kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, of naar aanleiding van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen of indien:
a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
[…]
Artikel 6.13
1. Een exploitatieplan bevat:
a. een kaart van het exploitatiegebied;
b. een omschrijving van de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied;
c. een exploitatieopzet, bestaande uit:
1°. voor zover nodig een raming van de inbrengwaarden van de gronden, welke inbrengwaarden voor de toepassing van deze afdeling worden beschouwd als kosten in verband met de exploitatie van die gronden;
2°. een raming van de andere kosten in verband met de exploitatie, waaronder een raming van de schade die op grond van artikel 6.1 voor vergoeding in aanmerking zou komen;
3°. een raming van de opbrengsten van de exploitatie, alsmede de peildatum van de onder 1° tot en met 3° bedoelde ramingen;
4°. een tijdvak waarbinnen de exploitatie van de gronden zal plaatsvinden;
5°. voor zover nodig een fasering van de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen, en zo nodig koppelingen hiertussen;
6°. de wijze van toerekening van de te verhalen kosten aan de uit te geven gronden.
[…]
Artikel 6.18
1. Ten behoeve van het bepalen van de exploitatiebijdrage, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, worden in het exploitatieplan uitgiftecategorieën vastgesteld. Zo nodig wordt daarbinnen een verder onderscheid aangebracht.
2. Per onderscheiden categorie wordt een basiseenheid vastgesteld in een hoeveelheid vierkante meters grondoppervlakte, een hoeveelheid vierkante meters vloeroppervlakte, of een andere hiermee vergelijkbare maatstaf.
3. Door elke basiseenheid te vermenigvuldigen met een per categorie vastgestelde gewichtsfactor worden gewogen eenheden vastgesteld.
4. De gewogen eenheden in het exploitatiegebied worden bij elkaar opgeteld.
5. Het verhaalbare bedrag per gewogen eenheid is het ten hoogste verhaalbare bedrag, bedoeld in artikel 6.16, gedeeld door het overeenkomstig het vierde lid berekende aantal.
Artikel 8.2
[…]
4. Als belanghebbende bij een besluit als bedoeld in de artikelen 6.12, eerste en tweede lid, en 6.15, eerste lid, wordt in elk geval aangemerkt degene die een grondexploitatieovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot in het desbetreffende besluit opgenomen gronden, of die eigenaar is van die gronden.