ECLI:NL:RVS:2024:1565

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
202401253/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Overijssel inzake besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle

Op 9 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, dat in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 9 februari 2024. In die uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van [wederpartij A] en [wederpartij B] gegrond en vernietigde het besluit op bezwaar van 7 augustus 2023, waarin was besloten dat een pand op het perceel [locatie] in Zwolle teruggebracht moest worden naar één woning. De rechtbank had het college opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en had een voorlopige voorziening getroffen die het primaire besluit van 7 juli 2022 schorste tot zes weken na de nieuwe beslissing.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van het college om een voorlopige voorziening toegekend. Dit houdt in dat de uitspraak van de rechtbank Overijssel, voor zover het college is opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen, wordt geschorst. Tevens is bepaald dat het college geen nieuwe beslissing op bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat alle partijen geen belang hebben bij een nieuwe beslissing op bezwaar voordat de Afdeling uitspraak doet in het hoger beroep. Ook is vastgesteld dat er geen dringende noodzaak of specifiek belang is voor een nieuwe beslissing op korte termijn.

Uitspraak

202401253/2/R3.
Datum uitspraak: 9 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 9 februari 2024 in zaak nr. 23/1910 in het geding tussen:
[wederpartij A] en [wederpartij B]
en
het college.
Openbare zitting gehouden op 9 april 2024 om 13:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter
griffier: mr. E.W.L. van der Heijden
Verschenen:
Het college, vertegenwoordigd door mr. J. Zweers, advocaat te Den Haag, mr. S. Raab en S.C. van der Weert.
Het verzoek richt zich tegen de uitspraak van 9 februari 2024 van de rechtbank Overijssel. Daarin heeft de rechtbank het beroep van [wederpartij A] en [wederpartij B] gegrond verklaard en het besluit op bezwaar van 7 augustus 2023 vernietigd, voor zover daarin is beslist dat het pand op het perceel [locatie] in Zwolle teruggebracht moet worden naar één woning. De rechtbank heeft het college opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft daarbij de voorlopige voorziening getroffen dat het primaire besluit van 7 juli 2022 wordt geschorst tot zes weken na de nieuwe beslissing op het bezwaar van het college.
Het college heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat het college geen nieuwe beslissing op bezwaar hoeft te nemen, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De voorzieningenrechter:
I.        wijst het verzoek toe;
II.       schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 9 februari 2024, voor zover het college daarin is opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van die uitspraak;
III.      bepaalt dat het college geen nieuwe beslissing op bezwaar hoeft te nemen totdat door de Afdeling uitspraak is gedaan in de bodemzaak.
Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Gronden:
•        De voorzieningenrechter beperkt zich tot een belangenafweging.
•        Alle partijen hebben aangegeven geen belang te hebben bij het door het college nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het hoger beroep.
•        De voorzieningenrechter stelt vast dat ook verder niet is gebleken van dringende noodzaak voor of een specifiek belang bij een nieuwe beslissing op bezwaar op korte termijn.
w.g. Van Gastel
voorzieningenrechter
w.g. Van der Heijden
griffier
884-1080