202307489/2/R3.
Datum uitspraak: 17 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Hengelo,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Hengelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, Enschedesestraat 406" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het Zeldam B.V. heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op de zitting behandeld van 12 maart 2024, waar [verzoeker] en anderen, van wie [verzoeker], [partij A] en [partij B], en de raad vertegenwoordigd door M. Brummelhuis, D. Bouwhuis en drs. H.A. Aalderink, zijn verschenen. Verder is op de zitting Het Zeldam B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord. De zaak is gelijktijdig met zaaknummer 202307489/1/R3 behandeld.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 22 februari 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om met toepassing van de zogeheten "Rood voor rood-regeling" twee woningen te bouwen op het perceel aan de Enschedesestraat 406 in Hengelo. Verder hebben de voormalige agrarische bedrijfswoning en de bestaande schuur op het perceel in het bestemmingsplan een woonbestemming gekregen en de aanduiding "karakteristiek" uit het oude bestemmingsplan behouden. Voor de functieverandering van de schuur is toepassing gegeven aan het gemeentelijk beleid voor functieverandering van vrijkomende en/of vrijgekomen agrarische bebouwing, het zogeheten "VAB". Het bestemmingsplan maakt dus in totaal 4 woningen mogelijk op het perceel.
Voorheen was op het perceel een paardenfokkerij gevestigd. Het Zeldam B.V. is initiatiefnemer.
3. [verzoeker] en anderen wonen allen aan de Kettingbrugweg in Hengelo. Dit is in de directe omgeving van het plangebied. Zij vrezen dat het open karakter van het gebied door het bestemmingsplan wordt aangetast. Op de zitting hebben zij naar voren gebracht dat zij zich alleen richten tegen de voorziene aarden wal langs het spoor en de mogelijkheid om op de gronden met een agrarische bestemming afrasteringen met een maximale bouwhoogte van 2 m te plaatsen. Zij hebben een verzoek om voorlopige voorziening ingediend om te voorkomen dat de aarden wal en afrasteringen met een hoogte van 2 m al worden aangelegd voordat de Afdeling uitspraak in de bodemzaak heeft gedaan. De aarden wal wordt in de stukken en hierna ook wel aangeduid als geluidwal.
Beoordeling van het verzoek
4. De voorzieningenrechter kan, gelet op het bepaalde in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.1. [verzoeker] en anderen hebben aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat de aanleg van de aarden wal en de afrasteringen onomkeerbaar zijn, omdat het om financiële redenen niet te verwachten is dat de aarden wal en de afrasteringen weer worden verwijderd als het bestemmingsplan in de bodemzaak niet in stand blijft. Zij vrezen dat handhaving er niet toe zal leiden dat de aarden wal dan ook daadwerkelijk wordt verwijderd.
4.2. Op de zitting is met partijen vastgesteld dat de aarden wal is opgenomen in het Ontwikkelplan, dat als bijlage 1 bij de planregels is gevoegd. De gronden met een agrarische bestemming zijn ook bestemd voor het uitvoeren van dat Ontwikkelplan. De voorzieningenrechter overweegt dat de aanleg van de aarden wal geen onomkeerbare ontwikkeling is. De aarden wal kan namelijk weer worden verwijderd als blijkt dat in de bodemzaak het bestreden besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in zoverre wordt vernietigd. Dat dit gepaard gaat met mogelijk hoge kosten, zoals [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd, komt voor risico van Het Zeldam B.V. als initiatiefnemer. Daarin is geen grond gelegen voor het oordeel dat onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vergt. De voorzieningenrechter overweegt dat dit ook geldt voor zover [verzoeker] en anderen zich richten tegen de mogelijkheid om op de gronden met een agrarische bestemming afrasteringen met een maximale bouwhoogte van 2 m te plaatsen. Overigens heeft de raad op de zitting gesteld dat voor die planregeling is aangesloten bij de planregeling die daarvoor in het oude bestemmingsplan was opgenomen. Voor afrasteringen ten behoeve van agrarisch grondgebruik was in het oude bestemmingplan buiten het bouwvlak ook een maximale bouwhoogte van 2 m toegestaan op de gronden met een agrarische bestemming. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
Conclusie en proceskosten
5. De voorzieningenrechter ziet, gelet op wat hiervoor is overwogen, aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Dit betekent dat het bestemmingsplan in werking treedt en Het Zeldam B.V. gebruik kan maken van de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. De voorzieningenrechter wijst erop dat zij dit dan wel doet op eigen risico zolang het bestemmingsplan niet in rechte onaantastbaar is. Daarbij is van belang dat de Afdeling bij tussenuitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:1539, de raad heeft opgedragen het in die tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan te herstellen. 6. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.
w.g. De Groot
voorzieningenrechter
w.g. Alderlieste
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024
590