202305469/2/R2.
Datum uitspraak: 18 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te Wouw,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Roosendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplan Bulkstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld. Ook hebben [verzoeker] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en anderen en [partij] (hierna: derde-belanghebbende) hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 11 december 2023, waar [verzoeker] en anderen, in de persoon van [verzoeker], bijgestaan door mr. M.P. Wolf, advocaat te Breda, en mr. L. Prinsen, advocaat te Breda, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.J. van der Woerd en M.E.C. Mutsaers, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerp is op 17 juli 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan is een herziening van het bestemmingsplan "Bulkstraat", dat is vastgesteld op 24 maart 2016. De [verzoeker] en anderen wonen in het plangebied. Zij vinden dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarom hebben zij beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan en gevraagd de voorlopige voorziening te treffen dat het bestemmingsplan wordt geschorst, zolang de Afdeling nog niet op het beroep heeft beslist.
Conclusie
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. De voorzieningenrechter schorst daarom bij wijze van voorlopige voorziening het bestemmingsplan. Hij acht het namelijk aannemelijk dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat het bestemmingsplan, voor zover het de ontwikkeling van de brandweergarage mogelijk maakt, niet in stand kan blijven. Voor het overige ziet hij in de belangenafweging aanleiding om te schorsen. Hieronder zal de voorzieningenrechter zijn oordeel motiveren. Dit is een voorlopig oordeel en niet bindend in de bodemprocedure.
Spoedeisend belang
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [verzoeker] en anderen een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorziening. Het college heeft namelijk een vergunning verleend voor de bouw van een uitrukpost van de brandweer op 30 augustus 2023 en er zijn nog enkele andere aanvragen voor een omgevingsvergunning voor dit plangebied ingediend.
Vestiging logistieke en dienstverlenende bedrijven
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van [verzoeker] en anderen bij schorsing van het deel van het bestemmingsplan dat logistieke en dienstverlenende bedrijven op gronden met de bestemming ‘Bedrijf - 2’ mogelijk maakt zwaarder wegen dan de belangen van de raad bij afwijzing van het verzoek. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat alle partijen op de zitting hebben ingestemd met de schorsing van het bestemmingsplan op dit onderdeel. Verder overweegt de Afdeling dat het belang van de raad om niet te schorsen minimaal is, terwijl het [verzoeker] en anderen de zekerheid geeft dat hangende dit beroep op basis van dit bestemmingsplan geen nieuwe omgevingsvergunningen worden verleend. Daarbij is relevant dat de raad op de zitting heeft toegelicht dat op 25 oktober 2023 een coördinatiebesluit is genomen en dat een nieuw bestemmingsplan zal worden vastgesteld, waarvan het ontwerp voor 1 januari 2024 ter inzage zal worden gelegd. Daarbij is het de bedoeling dat dat nieuwe bestemmingsplan het toetsingskader zal vormen voor ook de reeds ingediende aanvragen om een omgevingsvergunning.
Brandweergarage
6. De voorzieningenrechter is er op voorhand niet van overtuigd dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat het bestemmingsplan, voor zover het de ontwikkeling van de brandweergarage mogelijk maakt, in stand kan blijven. Daarover oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
6.1. Ten eerste is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestemmingsplan in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Uit het akoestisch onderzoek blijkt namelijk dat niet kan worden voldaan aan de geluidsnormen van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" voor een milieucategorie 2-bedrijf als bepaalde maatregelen niet worden getroffen, namelijk dat de wasplaats maximaal 30 minuten in de dagperiode wordt gebruikt, het testen van het brandweermateriaal inpandig plaatsvindt en dat de oefenavonden ergens anders worden gehouden. Het getroffen worden van dergelijke maatregelen heeft noch in het plan, noch anderszins een regeling gevonden. Verder heeft de raad naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter de gevolgen van het geluid, dat wordt veroorzaakt door de sirene en door het optrekken van brandweerwagens, op het woon- en leefklimaat onvoldoende onderzocht. Weliswaar kan de raad van oordeel zijn dat dergelijke geluidhinder in het kader van het algemeen belang moet worden geduld, maar dan moet de raad wel inzicht hebben in de aard en omvang van dat geluid en de gevolgen daarvan voor het woon- en leefklimaat ter plaatse. Een dergelijk inzicht ontbreekt evenwel.
6.2. Ten tweede is de voorzieningenrechter van oordeel dat [verzoeker] en anderen terecht klagen dat artikel 1.3 van de planregels rechtsonzeker is. Onduidelijk is namelijk welke activiteiten mogen plaatsvinden op de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - brandweergarage’ . Artikel 1.3 van de planregels definieert een ‘brandweergarage’ als een gebouw waar brandweerauto’s, brandbestrijdingsapparatuur en meestal ook het brandweerpersoneel die dienst hebben zijn ondergebracht. In de plantoelichting wordt daarentegen gesproken over een ‘brandweerkazerne’ waarbij ook andere activiteiten worden genoemd die niet worden genoemd in artikel 1.3 van de planregels, zoals het testen van brandweermaterieel en het knippen van wrakken. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat de raad op de zitting heeft aangegeven dat het ook de bedoeling is dat die andere activiteiten ter plaatse zullen plaatsvinden.
Proceskosten
7. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek toe;
II. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Roosendaal van 15 juni 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplan Bulkstraat";
III. veroordeelt de raad van de gemeente Roosendaal tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Roosendaal aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen de raad en het college aan hun betalingsverplichting hebben voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzieningenrechter
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2024
638-1010