ECLI:NL:RVS:2024:1627

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
202305173/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. ten Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan en omgevingsvergunning voor appartementencomplex in Kampen

Op 17 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Woonwijken Kampen, 6e herziening Kennedylaan 4" en de omgevingsvergunning voor de bouw van 52 appartementen op het perceel Kennedylaan 4 in Kampen. De raad van de gemeente Kampen had op 13 juli 2023 het bestemmingsplan vastgesteld en op 14 juli 2023 een omgevingsvergunning verleend aan BPD Ontwikkeling B.V. voor de bouw en het kappen van 32 bomen. Appellanten, bewoners van het naastgelegen appartementencomplex Parkstaete, vreesden voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat door de bouw van het nieuwe appartementencomplex, met name door de korte afstand tot hun woningen en de daarmee samenhangende inkijk.

De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellanten besproken, waaronder de participatie in de procedure, de gevolgen voor privacy en uitzicht, en de parkeerdruk. De Afdeling oordeelde dat de raad voldoende mogelijkheden voor participatie heeft geboden en dat de gevolgen van het nieuwe appartementencomplex voor de privacy en het uitzicht van de appellanten niet onevenredig zijn. De afstand tussen de appartementencomplexen werd als aanvaardbaar beschouwd. Wat betreft de parkeerdruk concludeerde de Afdeling dat de parkeerbehoefte van de bewoners op eigen terrein kan worden opgevangen en dat er voldoende parkeercapaciteit in de omgeving beschikbaar is.

De Afdeling oordeelde dat de omgevingsvergunning voor de bouw van het appartementencomplex terecht was verleend, omdat er geen weigeringsgronden waren. De beroepen van de appellanten werden ongegrond verklaard, en de raad en het college hoefden geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt de noodzaak van woningbouw in stedelijke gebieden en de afweging van belangen tussen ontwikkelaars en omwonenden.

Uitspraak

202305173/1/R3.
Datum uitspraak: 17 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellanten sub 1], beiden wonend te Kampen (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2.       [appellanten sub 2], beiden wonend te Kampen (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
3.       [appellanten sub 3], beiden wonend te Kampen
(hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 3]),
4.       [appellanten sub 3], beiden wonend te Kampen (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 3]),
appellanten,
en
1.       het college van burgemeester en wethouders van Kampen,
2.       de raad van de gemeente Kampen,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Woonwijken Kampen, 6e herziening Kennedylaan 4" vastgesteld.
Bij besluit van 14 juli 2023 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan BPD Ontwikkeling B.V. voor het bouwen van 52 appartementen en het kappen van 32 bomen op het perceel Kennedylaan 4 in Kampen.
De besluiten zijn met toepassing van de gemeentelijke coördinatieregeling van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt.
Tegen deze besluiten hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
BPD Ontwikkeling B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 april 2024, waar zijn verschenen:
- [appellanten sub 1];
- [appellanten sub 2];
- [appellanten sub 3];
- de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. W.R. Beukhof en H. Roelse.
Ook zijn op de zitting als partij gehoord:
- BPD Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. J.S. Haakmeester, advocaat te Baarn;
- Stichting deltaWonen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.S. Haakmeester.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
Het ontwerpplan is op 28 september 2022 ter inzage gelegd en de aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 18 juli 2022. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wro, de Crisis- en herstelwet en de Wabo, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Omschrijving van de besluiten en de belangen van appellanten
2.       Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning maken de bouw van een woongebouw ten behoeve van 52 appartementen mogelijk op het perceel Kennedylaan 4 in Kampen. Op dit perceel bevond zich in het verleden een bibliotheek. Aan weerszijden van het plangebieden bevindt zich in de huidige situatie al een appartementencomplex. Aan de ene zijde betreft dit het appartementencomplex Parkstaete en aan de andere zijde het appartementencomplex Coeborch.
Uit de plantoelichting blijkt dat een deel van de 52 appartementen wordt aangeboden in de sociale huursector. De verhuurder is Stichting deltaWonen. De overige appartementen worden verkocht door BPD Ontwikkeling B.V.
Het nieuwe appartementencomplex zal bestaan uit twee delen. Een deel evenwijdig aan de Kennedylaan, nabij het bestaande appartementencomplex Parkstaete. Voor dit deel van het nieuwe appartementencomplex is een bouwhoogte toegestaan van maximaal 15,5 m. Hier zijn vijf bouwlagen voorzien. Het andere bouwdeel van het nieuwe appartementencomplex is haaks op de Kennedylaan gesitueerd evenwijdig aan het appartementencomplex Coeborch. Voor dit deel is de toegestane bouwhoogte maximaal 12,5 m waar vier bouwlagen zijn voorzien.
3.       [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 3] wonen in het naastgelegen appartementencomplex Parkstaete. Zij vrezen dat het nieuwe appartementencomplex leidt tot een forse aantasting van hun woon- en leefklimaat, mede vanwege de volgens hen korte afstand tot hun bestaande appartementen, waardoor een directe inkijk zal ontstaan. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 3] hebben ieder een grotendeels identiek beroepschrift ingediend. In het vervolg van deze uitspraak worden hun betogen om die reden gezamenlijk besproken en worden zij gezamenlijk [appellant sub 1] en anderen genoemd.
Opzet van de uitspraak
4.       Hieronder zal de Afdeling eerst de beroepsgronden bespreken die betrekking hebben op het bestemmingsplan (overwegingen 6 - 12). Daarna komen de beroepsgronden aan de orde die betrekking hebben op de verleende omgevingsvergunning (overwegingen 13 - 17). Aan het einde van de uitspraak staat de conclusie (overwegingen 18 en 19).
5.       De Afdeling zal in deze uitspraak niet ingaan op de beroepsgronden die betrekking hebben op de aspecten stikstof, soortenbescherming en de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van bomen in het plangebied. Die beroepsgronden zijn door [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] op de zitting ingetrokken. [appellant sub 3] heeft schriftelijk aan de Afdeling medegedeeld dat deze intrekking ook voor hem geldt.
Het bestemmingsplan
Toetsingskader
6.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Participatie en alternatieve invulling van het plangebied
7.       [appellant sub 1] en anderen betogen dat aan omwonenden in de voorbereidende fase voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende mogelijkheden voor participatie zijn geboden. Zij voelen zich om die reden te weinig gehoord in de procedure. Ter onderbouwing brengen [appellant sub 1] en anderen naar voren dat geen oog is geweest voor de door hen aangedragen alternatieve invullingsmogelijkheden van het plangebied, waaronder geen woningbouw, maar bijvoorbeeld een onderwijsdoeleindenbestemming, en een ander type bebouwing met lagere bouwhoogtes. Zo zijn volgens [appellant sub 1] en anderen al in de beginfase van het traject afbeeldingen getoond van een nieuw appartementencomplex in het plangebied. Wat zij daartegen hebben ingebracht, in het bijzonder over het volgens hen te massale karakter van het appartementencomplex op te korte afstand van hun bestaande appartementen, is volgens hen niet serieus in de besluitvorming betrokken.
7.1.    De Afdeling volgt [appellant sub 1] en anderen niet in hun opvatting dat in de voorbereidende fase voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende mogelijkheden voor participatie zouden zijn geboden. Uit de dossierstukken, waaronder de reactienota zienswijzen, blijkt dat al ruim voorafgaand aan het opstellen van het ontwerpplan, dat vanaf september 2022 ter inzage is gelegd, mogelijkheden voor participatie zijn geboden, waaronder door middel van informatieavonden en bijeenkomsten van een klankbordgroep. Het resultaat van de geboden participatie is onder meer dat de oorspronkelijke opzet om in het plangebied 60 woningen te realiseren verdeeld over 5 tot 6 bouwlagen, is bijgesteld naar maximaal 52 woningen verdeeld over 4 tot 5 bouwlagen, zo blijkt uit de reactienota zienswijzen en het verweerschrift. De Afdeling begrijpt dat [appellant sub 1] en anderen gelet op hun nabijgelegen appartementencomplex en het behoud van zo veel mogelijk privacy de voorkeur geven aan een nog beperkter bouwvolume, maar de omstandigheid dat in het vastgestelde plan niet aan die wens tegemoet is gekomen, betekent niet dat om die reden onvoldoende mogelijkheden voor participatie zouden zijn geboden. Hierbij tekent de Afdeling ook aan dat het bieden van participatiemogelijkheden voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. De vraag of in het besluitvormingsproces voldoende gewicht is toegekend aan de belangen van omwonenden op het gebied van onder meer privacy, komt hieronder bij de bespreking van de inhoudelijke beroepsgronden die gaan over de gevolgen van het plan aan de orde.
7.2.    Wat betreft de wens van [appellant sub 1] en anderen dat naast woningbouw ook alternatieve invullingsmogelijkheden voor het plangebied waren onderzocht, stelt de Afdeling voorop dat de raad de voor- en nadelen van alternatieven moet meenemen in zijn afweging bij de keuze om het bestemmingsplan vast te stellen. De raad is daarbij gehouden niet alleen rekening te houden met de belangen van [appellant sub 1] en anderen, maar met alle belangen die bij de vaststelling van het plan zijn betrokken, zoals ook de belangen van de eigenaar van het plangebied en de belangen van de andere inwoners van de gemeente en omgeving.
Over die belangenafweging staat in de planstukken dat het plangebied wordt gezien als een kansrijke locatie om een substantiële bijdrage te kunnen leveren aan de woningbouwopgave in de gemeente Kampen. Dit vanwege de ligging van het plangebied in het centrum nabij de binnenstad en voorzieningen. Om die reden zijn de gronden in het plangebied in het verleden door de gemeente verkocht aan Stichting deltaWonen met als doel om op deze centrumlocatie woningbouw in onder meer de sociale huursector mogelijk te maken. In onder meer de plantoelichting wordt daarbij ook gewezen op de grote woningbouwopgave in de provincie Overijssel van 32.000 woningen tot en met 2030, waarbij uit de ramingen blijkt dat in 2031 een tekort is aan 9.800 woningen. Een andere invulling van het plangebied acht de raad gelet op niet alleen de belangen van de huidige eigenaar van het plangebied maar ook gelet op de maatschappelijke belangen om op een centrumlocatie nieuwe woningen te realiseren, niet wenselijk.
Het is aan de raad om een dergelijke afweging van belangen te maken. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling mede gelet op de hiervoor weergegeven toelichting toereikend gemotiveerd waarom is gekozen voor de realisatie van woningbouw in het plangebied en niet voor een andere invulling. Dat laat echter onverlet dat de raad bij de keuze om in het plangebied woningbouw mogelijk te maken, gehouden is om bij onder meer de keuze voor het aantal woningen en het bouwvolume rekenschap te geven van de gevolgen hiervan op de omgeving. Of de raad de gevolgen van het plan voor de omwonenden voldoende heeft onderzocht en het plan ook op dit punt van een deugdelijke motivering heeft voorzien, komt hieronder in deze uitspraak bij de bespreking van de beroepsgronden verder aan de orde.
7.3.    De betogen slagen niet.
Gevolgen van het plan voor de omgeving op het gebied van privacy en uitzicht
8.       [appellant sub 1] en anderen zijn van mening dat het nieuwe appartementencomplex een directe inbreuk maakt op hun privacy. Zij wijzen er daarbij op dat hun appartementen aan de zijde van het plangebied vrijwel volledig uit glas bestaan, en bovendien dit ook de enige zijde is met veel glas. Dit heeft volgens [appellant sub 1] en anderen tot gevolg dat de bewoners van het nieuwe appartementencomplex volledige inkijk zullen hebben in hun appartementen. Zij betogen dat om die reden de bouwhoogte van het nieuwe appartementencomplex zodanig moet worden beperkt dat er vanuit de nieuwe appartementen geen directe inkijk mogelijk is. Dit betekent volgens [appellant sub 1] en anderen maximaal twee bouwlagen passend bij de huidige bouwhoogte van de voormalige bibliotheek en de bebouwing aan het Van Gelderplantsoen. Dat een lagere bouwhoogte leidt tot het realiseren van een beperkter en mogelijk duurder aantal woningen, betekent volgens hen niet dat daar om die reden niet voor kan worden gekozen. Ook de belangen van omwonenden moet immers worden meegewogen en niet alleen de financiële belangen die met de bouw van het nieuwe appartementencomplex zijn gemoeid, zo wordt betoogd.
8.1.    De raad erkent dat door de bouw van het nieuwe appartementencomplex de woonomgeving van [appellant sub 1] en anderen zal veranderen. Het bebouwingsbeeld dat in de toekomstige situatie ontstaat, is volgens de raad echter passend in een stedelijke omgeving. De bouwhoogtes en bebouwingsafstanden zijn volgens de raad gangbaar voor een stedelijk woongebied en sluiten qua hoogte aan bij de belendende appartementengebouwen. Daarbij stelt de raad dat in een stedelijke omgeving enige aantasting van de privacy moet worden geduld en dat van een onaanvaardbare aantasting van de privacy naar zijn mening geen sprake is.
8.2.    De Afdeling is van oordeel dat de raad heeft mogen concluderen dat de gevolgen van het in het plan voorziene appartementencomplex wat betreft de aspecten privacy en uitzicht niet onevenredig zijn voor omwonenden. Hierbij acht de Afdeling van belang dat het nieuwe appartementencomplex weliswaar omvangrijker is dan de bestaande bebouwing van de bibliotheek, maar past bij de bebouwing van de aan weerszijden van het plangebied gelegen bestaande appartementencomplexen Parkstaete en Coeburch. Zo blijkt uit de plantoelichting dat het appartementencomplex Parkstaete, waarin [appellant sub 1] en anderen wonen, op de hoeken een bouwhoogte heeft van ongeveer 18,5 m boven maaiveld en daartussen ongeveer 16,5 m boven maaiveld. De maximale bouwhoogte van het nieuwe appartementencomplex van 15,5 m aan de zijde van Parkstaete in zoverre dus beperkter. Ook acht de Afdeling van belang dat de afstand tussen het nieuwe appartementencomplex en het appartementencomplex Parkstaete ongeveer 30 m bedraagt en dat het plangebied, hoewel er sprake is van de aanwezigheid van groen, zoals [appellant sub 1] en anderen hebben opgemerkt, is gelegen in een verstedelijkte woonomgeving. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat in een dergelijke woonomgeving een afstand van 30 m tussen nabijgelegen appartementencomplexen aanvaardbaar is en op het gebied van privacy en uitzicht niet leidt tot onevenredige gevolgen. Dat geldt ook voor de situatie zoals dat van [appellant sub 1] en anderen, waarbij hun woningen aan de zijde van het nieuwe appartementencomplex voor een groot deel uit glas bestaat. De Afdeling verwijst hierbij ter vergelijking ook naar de door BPD Ontwikkeling B.V. en Stichting deltaWonen genoemde uitspraak van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:491, waarin de Afdeling een afstand van 13,5 m tussen bestaande en nieuwe woningen in een stedelijke omgeving nog aanvaardbaar heeft geacht.
Bij haar oordeel acht de Afdeling ook van belang dat, zoals hiervoor onder 7.2 is overwogen, vanuit de gemeente de wens bestaat om binnenstedelijk woningen te realiseren gezien de grote woningbouwopgave, waarbij is gezocht naar een balans tussen enerzijds de belangen van omwonenden bij het behoud van hun privacy en uitzicht en anderzijds de gemeentelijke belangen om beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied zo optimaal mogelijk voor woningbouw te benutten. Deze afweging van belangen acht de Afdeling in dit geval niet onevenredig.
Het betoog slaagt niet.
Parkeervoorzieningen en de ontsluiting daarvan
9.       [appellant sub 1] en anderen stellen dat in het parkeeronderzoek dat ten behoeve van het bestemmingsplan is opgesteld, is uitgegaan van 67 parkeerplaatsen op eigen terrein. In de berekening van de parkeerbehoefte is volgens hen echter geen rekening gehouden met de omstandigheid dat in de praktijk bezoekers/bewoners van de binnenstad gebruikmaken van de parkeerplaatsen in het plangebied, omdat daar veiliger kan worden geparkeerd dan op de openbare parkeerplaatsen nabij het plangebied. Dit zal volgens [appellant sub 1] en anderen leiden tot extra parkeerdruk en tot meer zoekverkeer, onder meer omdat vanaf de Kennedylaan geen zicht zal bestaan op het nieuwe parkeerterrein dat in het plangebied achter het appartementencomplex wordt gerealiseerd. Hierdoor zullen auto’s vaker het parkeerterrein in het plangebied op rijden om te zien of er nog parkeerruimte beschikbaar is, aldus [appellant sub 1] en anderen. Dit leidt volgens hen tot extra hinder voor omwonenden. Zij vermelden in dit verband dat volgens hen de ontsluiting van het parkeerterrein is voorzien op zeer korte afstand van hun appartementen.
9.1.    In artikel 12.1 van de planregels is bepaald dat het nieuwe of gewijzigde gebruik van gronden en/of bouwwerken ten opzichte van het bestaande gebruik slechts is toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid, waarbij dit vervolgens in stand wordt gehouden. In artikel 12.4 van de planregels is bepaald dat voor de vraag of sprake is van voldoende parkeergelegenheid moet worden voldaan aan de "Nota parkeernormen", zoals die geldt op het tijdstip van de indiening van de aanvraag omgevingsvergunning. [appellant sub 1] en anderen hebben over de redactie van deze planregels geen beroepsgronden naar voren gebracht.
9.2.    Naast het opnemen van planregels over parkeren, heeft de raad voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan ook onderzocht wat de gevolgen zijn van de bouw van het nieuwe appartementencomplex op de parkeerdruk in de omgeving van het plangebied. In de bij de plantoelichting gevoegde notitie "Parkeerstudie Voormalige bibliotheek in Kampen" van adviesbureau Goudappel Coffeng (hierna: de parkeerstudie) is voor de bewoners van het nieuwe appartementencomplex een parkeerbehoefte berekend van 67 parkeerplaatsen en voor de bezoekers van 16 parkeerplaatsen. De juistheid van deze parkeerberekening hebben [appellant sub 1] en anderen niet bestreden. Ook hebben zij niet bestreden dat het plangebied ruimte biedt om 67 parkeerplaatsen te realiseren. De 16 parkeerplaatsen voor bezoekers kunnen volgens de parkeerstudie worden gevonden in de openbare ruimte, namelijk op het openbare parkeerterrein ten noordwesten van het plangebied nabij het gemeentehuis van Kampen, welk parkeerterrein is gelegen op loopafstand van het plangebied. Dit parkeerterrein heeft volgens de parkeerstudie een grote restcapaciteit van tussen de 53 en 226 parkeerplaatsen, afhankelijk van het tijdstip op de dag. Ook dit is door [appellant sub 1] en anderen niet bestreden.
[appellant sub 1] en anderen vrezen dat desondanks een te hoge parkeerdruk zal ontstaan op het parkeerterrein in het plangebied, omdat volgens hen uit een oogpunt van veiligheid hoofdzakelijk op dit parkeerterrein zal worden geparkeerd in plaats van nabij het gemeentehuis. Dit vormt naar het oordeel van de Afdeling echter geen reden om te oordelen dat het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld. Ter beoordeling staat of de nieuwe ontwikkeling waarin het bestemmingsplan voorziet een extra parkeerbehoefte tot gevolg heeft, en zo ja, of dat op aanvaardbare wijze kan worden afgewikkeld. Dat de extra parkeerdruk ten gevolge van het plan goed kan worden afgewikkeld, blijkt uit het feit dat de parkeerbehoefte van de bewoners van het nieuwe appartementencomplex kan worden opgevangen op eigen terrein en er voor bezoekers ruim voldoende parkeercapaciteit beschikbaar is op loopafstand van het plangebied. Om die reden heeft de raad in het aspect parkeren geen aanleiding hoeven zien niet tot vaststelling van het bestemmingsplan over te gaan. Daarbij tekent de Afdeling ook aan dat een bestemmingsplan voor een nieuwe planologische ontwikkeling geen bestaand parkeerprobleem in de omgeving van het plangebied hoeft op te lossen. Bovendien tekent de Afdeling ook aan dat de raad op de zitting heeft weersproken dat zoekverkeer zal ontstaan op het parkeerterrein bij het nieuwe appartementencomplex. Volgens de raad is de huidige ervaring dat ook veelvuldig wordt geparkeerd op het nabijgelegen parkeerterrein bij het gemeentehuis. Het ligt volgens de raad niet voor de hand dat in de projectsituatie regelmatig zal worden gezocht naar een parkeerplaats op het parkeerterrein in het plangebied, omdat dit parkeerterrein hoofdzakelijk achter het nieuwe appartementencomplex wordt aangelegd en op dit parkeerterrein geen direct zicht bestaat vanaf de doorgaande hoofdverkeersroute via de Kennedylaan. Het verkeer op de Kennedylaan heeft daarentegen wel zicht op het openbare parkeerterrein bij het gemeentehuis, waardoor het meer voor de hand ligt dat daar een parkeerplaats wordt gezocht, aldus de raad. De Afdeling ziet geen aanleiding de raad hierin niet te volgen.
Het betoog slaagt niet.
10.     [appellant sub 1] en anderen betogen daarnaast dat de ontsluiting van het parkeerterrein op te korte afstand van hun appartementen wordt gerealiseerd, waardoor zij forse hinder zullen ondervinden van het verkeer op het parkeerterrein. Zij wijzen hierbij op het door hen gevreesde zoekverkeer op het parkeerterrein. Ook is de ontsluiting van het parkeerterrein op de Kennedylaan volgens [appellant sub 1] en anderen verkeersonveilig. Onduidelijk is waarom niet is gekozen voor een ontsluiting op het Van Gelderplantsoen, zoals in eerdere plannen voor de invulling van het plangebied was voorzien, zo betogen zij.
10.1.  Niet in geschil is dat het nieuwe appartementencomplex zal worden ontsloten op de Kennedylaan. Uit wat op de zitting is besproken, is gebleken dat de afstand tussen de ontsluiting van het parkterrein en de appartementen van [appellant sub 1] en anderen ongeveer 20 m tot 25 m bedraagt. De Afdeling volgt het standpunt van de raad dat deze afstand voldoende is om hinder voor bewoners van het appartementencomplex Parkstaete te voorkomen, gelet op de relatief beperkte verkeersintensiteit en de lage rijsnelheid op het parkeerterrein. Daarbij betrekt de Afdeling ook de door BPD Ontwikkeling B.V. overgelegde mail van Goudappel Coffeng, waarin de geluidssituatie inzichtelijk is gemaakt ten gevolge van het verkeer van en naar het parkeerterrein. Hieruit blijkt dat bij de appartementen van [appellant sub 1] en anderen in de projectsituatie geen geluidbelastingen te verwachten zijn die hoger zijn dan 48 dB. De Afdeling volgt het standpunt van de raad dat mede gelet hierop de overlast van het verkeer van en naar het parkeerterrein beperkt is en aanvaardbaar moet worden geacht bij een woonomgeving in stedelijk gebied. Hierbij merkt de Afdeling nog op dat zij [appellant sub 1] en anderen ook niet volgt in hun opvatting dat veelvuldig sprake zal zijn van zoekverkeer op het parkeerterrein, gelet op hiervoor onder 9.2 is overwogen.
10.2.  Wat betreft de gevolgen voor de verkeersveiligheid, staat in de door BPD Ontwikkeling B.V. overgelegde e-mail van Goudappel Coffeng dat het toepassen van een uitritconstructie een gebruikelijke manier is om een ontsluiting mogelijk te maken op de Kennedylaan en dat dit niet zal leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling of verkeersonveilige situaties. De Afdeling ziet geen aanleiding deze conclusie van Goudappel Coffeng, die wordt onderschreven door de raad, niet te volgen. Hierbij betrekt de Afdeling de omstandigheid dat de Kennedylaan ter hoogte van het nieuwe appartementencomplex een 30 km/u-weg is, waarbij vanuit de nieuwe uitrit eerst een voetpad en bomenrij moeten worden gepasseerd voordat de weg wordt bereikt. Ook is de verkeerstoename ten gevolge van het plan relatief beperkt, zo blijkt uit de bij plantoelichting gevoegde memo "Verkeersonderzoek Van Gelderplantsoen Kampen" van Goudappel Coffeng. Dat op de Kennedylaan volgens [appellant sub 1] en anderen harder wordt gereden dan de toegestane snelheid van 30 km/u is een kwestie van handhaving en is geen omstandigheid die in deze bestemmingsplanprocedure een rol speelt.
De Afdeling ziet om voorgaande redenen ook geen aanleiding [appellant sub 1] en anderen te volgen in hun wens dat de raad een ontsluiting van het plangebied op het Van Gelderplantsoen in plaats van op de Kennedylaan had moeten borgen. Hierbij tekent de Afdeling nog aan dat in de reactienota zienswijzen ook is toegelicht waarom is gekozen voor een ontsluiting op de Kennedylaan in plaats van op het Van Gelderplantsoen. Hierover staat in de reactienota zienswijzen dat om gehoor te geven aan de veelgehoorde zorg van extra verkeers- en parkeerdruk op het Van Gelderplantsoen na de laatste klankbordgroep is gekozen voor een ontsluiting van het parkeerterrein op de Kennedylaan. Een ontsluiting op de Kennedylaan heeft volgens de reactienota zienswijzen ook als voordeel dat zicht bestaat op het aan de overzijde gelegen openbare parkeerterrein bij het gemeentehuis en de daar beschikbare parkeerplaatsen, waarmee zoekverkeer in de wijk wordt voorkomen.
10.3.  De betogen slagen niet.
Schade door de bouwwerkzaamheden
11.     [appellant sub 1] en anderen vrezen dat als gevolg van de bouw van het nieuwe appartementencomplex schade zal ontstaan aan de fundering van het naastgelegen appartementencomplex Parkstaete waarin zij wonen.
11.1.  Op dit punt overweegt de Afdeling dat schade en overlast tijdens de bouw van het nieuwe appartementencomplex niet gaat over het plan zelf, maar over de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure in het kader van het bestemmingsplan niet aan de orde komen. De Afdeling zal op het aspect schade door de bouwwerkzaamheden hieronder nader ingaan bij de bespreking van de verleende omgevingsvergunning voor de bouw van het nieuwe appartementencomplex.
Eindconclusie bestemmingsplan
12.     De betogen die betrekking hebben op het bestemmingsplan slagen niet. Om die reden geeft wat is aangevoerd geen aanleiding om tot vernietiging van het door de raad vastgestelde bestemmingsplan "Woonwijken Kampen, 6e herziening Kennedylaan 4" over te gaan.
De omgevingsvergunning
13.     Bij besluit van 14 juli 2023 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan BPD Ontwikkeling B.V. voor het bouwen van 52 appartementen en het kappen van 32 bomen op het perceel Kennedylaan 4 in Kampen.
Zoals hiervoor onder 5 is overwogen, zijn de beroepsgronden die betrekking hebben de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen op het perceel Kennedylaan 4 in Kampen ingetrokken. De Afdeling zal daarom hieronder alleen ingaan op de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
Toetsingskader activiteit bouwen
14.     Het toetsingskader voor de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van het nieuwe appartementencomplex is opgenomen in artikel 2.10 van de Wabo. Gelet op artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo dient het college uitsluitend te beoordelen of zich voor de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een van de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo opgenomen weigeringsgronden voordoet. Als dat niet het geval is, dan moet de omgevingsvergunning worden verleend.
Toetsing aan het bestemmingsplan
15.     Op grond van artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wabo moet de aangevraagde omgevingsvergunning worden getoetst aan het bestemmingsplan. Omdat de vergunningaanvraag gecoördineerd is voorbereid met het bestemmingsplan "Woonwijken Kampen, 6e herziening Kennedylaan 4" moet bij de vergunningaanvraag aan dit bestemmingsplan worden getoetst. [appellant sub 1] en anderen hebben niet aangevoerd dat de aangevraagde omgevingsvergunning voor bouwen niet voldoet aan dit bestemmingsplan. Zij hebben wel gewezen op het aspect parkeerhinder, maar hebben niet gesteld dat bij de aangevraagde omgevingsvergunning niet wordt voldaan aan de "Nota parkeernormen", zoals in het bestemmingsplan is vereist. De Afdeling ziet gelet hierop in wat is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de aangevraagde omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan.
Toetsing aan het Bouwbesluit 2012
16.     [appellant sub 1] en anderen vrezen, zoals hiervoor onder 11 ook is vermeld, dat de bouwwerkzaamheden zullen leiden tot schade aan het naastgelegen appartementencomplex waarin zij wonen, omdat dit appartementencomplex vanwege de hoge grondwaterstand niet is gebouwd op heipalen maar op staal. Wanneer bronbemaling wordt toegepast bij de bouw van het nieuwe appartementencomplex, kan schade ontstaan aan de fundering van het appartementencomplex waarin zij wonen, zo betogen [appellant sub 1] en anderen. Dat geldt volgens hen ook voor de trillingen die kunnen ontstaan ten gevolge van heiwerkzaamheden.
16.1.  Op grond van artikel 2.10, eerste lid, onder a, van de Wabo moeten de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden naar het oordeel van het college aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld in het Bouwbesluit 2012. In artikel 8.6 van het Bouwbesluit 2012 is voorgeschreven dat het bemalen van bouwputten en andere tijdelijke ontgravingen ten behoeve van de bouwwerkzaamheden niet mag leiden tot zodanige wijziging van de grondwaterstand dat gevaar kan ontstaan voor de veiligheid van belendingen. Het is aan BPD Ontwikkeling B.V. om hieraan te voldoen. Het college dient bij de vergunningverlening te beoordelen of aannemelijk is dat het bouwplan aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 voldoet. De Afdeling ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat in dit geval aannemelijk is dat daar, wat betreft het aspect bronbemaling, niet aan wordt voldaan.
16.2.  Daarnaast stelt de Afdeling vast dat het college, ondanks dat daartoe volgens het college geen noodzaak bestond, aan de omgevingsvergunning het voorschrift heeft verbonden dat trillingen welke kunnen voortvloeien uit het toe te passen paalsysteem de grenswaarden welke zijn gesteld in de SBR-richtlijnen ten behoeve van trillingen niet mogen overschrijden. Daarbij is verwezen naar de SBR-trillingsrichtlijnen A, B en C. [appellant sub 1] en anderen hebben niet onderbouwd dat ondanks dat aan deze trillingsrichtlijnen moet worden voldaan, toch ten gevolge van heiwerkzaamheden schade ontstaat aan de fundering van het appartementencomplex waarin zij wonen. In dit kader merkt de Afdeling ten overvloede nog op dat de vergunninghouder, in dit geval BPD Ontwikkeling B.V., aansprakelijk is voor eventuele schade en dat hij daarom maatregelen zal moeten treffen om mogelijke schade te voorkomen. Ten overvloede vermeldt de Afdeling in dit verband dat BPD Ontwikkeling B.V. op de zitting heeft vermeld dat ter voorkoming van trillingen het nieuwe appartementencomplex met geschroefde boorpalen zal worden gerealiseerd.
16.3.  De betogen slagen niet.
Conclusie omgevingsvergunning activiteit bouwen
17.     [appellant sub 1] en anderen hebben verder geen beroepsgronden naar voren gebracht die zien op de verleende omgevingsvergunning voor de bouw van het nieuwe appartementencomplex. Wat [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd biedt daarom geen aanknopingspunten voor het oordeel dat een van de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo opgenomen weigeringsgronden zich voordoet. Wanneer zich geen van die weigeringsgronden voordoet moet, zoals hiervoor onder 14 is overwogen, de omgevingsvergunning voor de bouw van het appartementencomplex worden verleend. De Afdeling ziet daarom geen reden om tot vernietiging van die omgevingsvergunning over te gaan.
Conclusie
18.     De beroepen zijn ongegrond.
19.     De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.C. van Zuijlen, griffier.
w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Zuijlen|
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024
810