ECLI:NL:RVS:2024:1642
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening voor alleenstaande minderjarige vreemdeling in asielopvang
Op 18 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) was aangezegd dat hij vanaf 25 maart 2024 niet langer als alleenstaande minderjarige vreemdeling zou worden opgevangen, maar als meerderjarige. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 28 maart 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het hoger beroep nader onderzoek vergt, waarvoor de huidige procedure zich niet goed leent. Daarom is besloten om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het COa de vreemdeling in de opvangvoorziening voor minderjarigen plaatst, totdat er op het hoger beroep is beslist. Tevens is bepaald dat het COa geen proceskosten hoeft te vergoeden, aangezien dit al was geregeld bij een eerdere ordemaatregel.
De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2024.