ECLI:NL:RVS:2024:1652

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
202401204/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Kroatië

Op 17 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door vreemdelingen die op 15 december 2023 aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend, maar waarvan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deze aanvragen niet in behandeling had genomen. De rechtbank had eerder op 15 februari 2024 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard en op 12 april 2024 had de voorzieningenrechter de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De vreemdelingen hebben op 16 april 2024 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden overgedragen tot een week na de beslissing van de staatssecretaris op hun bezwaar. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vreemdelingen niet voldoende onderbouwd hebben dat zij, gezien de psychische situatie van de moeder, zodanig kwetsbaar zijn dat aanvullende garanties van de Kroatische autoriteiten vereist zijn. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht aan Kroatië.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 april 2024.

Uitspraak

202401204/3/V3.
Datum uitspraak: 17 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kinderen en [vreemdeling 3],
verzoekers.
Procesverloop
Bij besluiten van 15 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van de vreemdelingen om hen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 15 februari 2024 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek van de vreemdelingen om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
De vreemdelingen hebben op 16 april 2024 op grond van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden overgedragen tot een week nadat de staatssecretaris op het bezwaar heeft beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       In de uitspraak van 12 april 2024 in zaken nrs. 202401204/1/V3 en 202401204/2/V3 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat het hoger beroep geen reden bood om te oordelen dat de staatssecretaris bij de overdracht aan Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Wat de vreemdelingen in hun verzoek hebben aangevoerd biedt geen grond voor het oordeel dat zij, met name door de psychische situatie van de moeder, zodanig kwetsbaar zijn dat aanvullende individuele garanties van de Kroatische autoriteiten zijn vereist voordat feitelijk tot overdracht kan worden overgegaan. Daarbij is betrokken dat de staatssecretaris de Kroatische autoriteiten in het kader van het claimakkoord op de hoogte moet stellen van bijzonderheden van de situatie van de vreemdelingen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de staatssecretaris zich daaraan houdt en dit zonodig alsnog zal doen. De voorzieningenrechter ziet ook in hetgeen overigens in het verzoek is aangevoerd geen reden om niet langer van de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht uit te gaan.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024
18