ECLI:NL:RVS:2024:1668
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijkheid hoger beroep in asielzaak
In deze zaak hebben vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 26 maart 2024 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond heeft verklaard. De vreemdelingen hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 en 19 januari 2024 niet in behandeling zijn genomen. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 april 2024 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening en het hoger beroep.
De voorzieningenrechter overweegt dat het hoger beroep niet gericht is tegen de uitspraak van de rechtbank, aangezien de vreemdelingen niet hebben toegelicht waarom deze uitspraak volgens hen onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt eveneens afgewezen. De staatssecretaris wordt niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. D.I. Schipper, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 18 april 2024.