ECLI:NL:RVS:2024:1671
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake bewaring vreemdeling
Op 24 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 4 april 2024, waarin de rechtbank het beroep van de vreemdeling tegen de maatregel van bewaring gegrond verklaarde. De rechtbank had de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en schadevergoeding toegekend aan de vreemdeling.
De staatssecretaris had op 27 maart 2024 de vreemdeling in bewaring gesteld. In hoger beroep voerde de staatssecretaris aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld, maar de Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de staatssecretaris niet had uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist was. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat de staatssecretaris niet had voldaan aan de vereisten voor een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De proceskosten zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.