ECLI:NL:RVS:2024:1675
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
Op 22 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 7 juli 2023, waarin de rechtbank de aanvragen van twee vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingewilligd. De staatssecretaris had eerder op 28 februari 2023 de aanvragen ingewilligd met ingang van 22 januari 2020, maar trok deze besluiten op 13 juni 2023 in en verleende de vergunningen met terugwerkende kracht tot 23 december 2019. De rechtbank oordeelde dat de vreemdelingen recht hadden op een verblijfsvergunning asiel met ingang van 3 oktober 2018, en vernietigde de besluiten van de staatssecretaris.
In het hoger beroep stelde de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde echter dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdelingen moest vergoeden, tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om zorgvuldig om te gaan met asielaanvragen en de gevolgen van eerdere besluiten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 april 2024.