ECLI:NL:RVS:2024:1738
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 april 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 20 januari 2023 was genomen. Dit besluit hield in dat de vreemdeling geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer had. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond op 1 augustus 2023. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank, die op 4 maart 2024 het beroep ongegrond verklaarde.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. P.M. Langereis, advocaat te Zoetermeer. Tevens verzocht hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De motivering van de rechtbank werd door de Afdeling overgenomen, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukt dat er geen vragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak in het openbaar gedaan, waarbij mr. J. Schipper-Spanninga als voorzieningenrechter en mr. J. Verbeek als griffier aanwezig waren.