ECLI:NL:RVS:2024:1746
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing tot bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 29 maart 2024 een beroep tegen de bewaring van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 14 maart 2024 besloten om de vreemdeling in bewaring te stellen. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.G.A.M. Halfers, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 april 2024 uitspraak gedaan. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Er zijn geen vragen in het hogerberoepschrift die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Ook ambtshalve ziet de Afdeling geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 april 2024.