ECLI:NL:RVS:2024:1755
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank inzake terugkeerbesluit en inreisverbod
Op 13 juli 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen waarbij de vreemdeling werd opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten, vergezeld van een inreisverbod. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 27 februari 2024 uitspraak deed. De rechtbank verklaarde het beroep, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit, niet-ontvankelijk en het beroep tegen het inreisverbod ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Daalhuizen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 april 2024 het hoger beroep behandeld. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. W.M. Vos, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 april 2024.