ECLI:NL:RVS:2024:1770
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met hoger beroep
Op 8 april 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen om de vreemdeling in bewaring te stellen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 25 april 2024 het beroep ongegrond heeft verklaard en het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 april 2024 uitspraak gedaan op dit verzoek.
De vreemdeling heeft met zijn verzoek beoogd te voorkomen dat hij wordt overgedragen aan de autoriteiten, terwijl er nog geen beslissing is genomen op het hoger beroep met betrekking tot zijn bewaring. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel de vreemdeling naar verwachting binnenkort zal worden overgedragen, dit niet betekent dat de overdracht verboden kan worden. De toetsing in deze bewaringsprocedure betreft enkel de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming van de vreemdeling. Zelfs als de Afdeling in hoger beroep zou oordelen dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring heeft gesteld, blijft de bevoegdheid tot overdracht bestaan.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 april 2024, waarbij mr. J.H. van Breda als voorzieningenrechter heeft opgetreden, in tegenwoordigheid van griffier S. Nederhoff.