ECLI:NL:RVS:2024:1770

Raad van State

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
202402593/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met hoger beroep

Op 8 april 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen om de vreemdeling in bewaring te stellen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 25 april 2024 het beroep ongegrond heeft verklaard en het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 april 2024 uitspraak gedaan op dit verzoek.

De vreemdeling heeft met zijn verzoek beoogd te voorkomen dat hij wordt overgedragen aan de autoriteiten, terwijl er nog geen beslissing is genomen op het hoger beroep met betrekking tot zijn bewaring. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel de vreemdeling naar verwachting binnenkort zal worden overgedragen, dit niet betekent dat de overdracht verboden kan worden. De toetsing in deze bewaringsprocedure betreft enkel de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming van de vreemdeling. Zelfs als de Afdeling in hoger beroep zou oordelen dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring heeft gesteld, blijft de bevoegdheid tot overdracht bestaan.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 april 2024, waarbij mr. J.H. van Breda als voorzieningenrechter heeft opgetreden, in tegenwoordigheid van griffier S. Nederhoff.

Uitspraak

202402593/2/V3.
Datum uitspraak: 26 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 25 april 2024 in zaak nr. NL24.15478 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 april 2024 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 25 april 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Met het verzoek wil de vreemdeling voorkomen dat hij wordt overgedragen, terwijl nog niet op het hoger beroep over de bewaring is beslist.
2.       Hoewel de vreemdeling naar verwachting binnenkort wordt overgedragen, verbiedt de voorzieningenrechter in deze bewaringsprocedure die overdracht niet. Daarin wordt namelijk alleen getoetst of de vreemdeling zijn vrijheid mocht worden ontnomen. Ook als de Afdeling in hoger beroep oordeelt dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring heeft gesteld, betekent dat niet dat hij niet bevoegd was om hem over te dragen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van S. Nederhoff, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2024
918