ECLI:NL:RVS:2024:1802

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
202200825/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 28 januari 2022. De rechtbank had de aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 19 juli 2021, waarin deze aanvraag was afgewezen, vernietigd. De staatssecretaris was verplicht om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, heeft in het hoger beroep een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Raad van State heeft overwogen dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling is de partner van een andere vreemdeling wiens asielaanvraag in een andere zaak aan de orde is, en de staatssecretaris heeft in deze zaak verwezen naar die andere zaak. Aangezien in die andere uitspraak is bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, geldt dit ook voor de huidige zaak.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De totale kosten bedragen € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2024.

Uitspraak

202200825/1/V2.
Datum uitspraak: 2 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 28 januari 2022 in zaak nr. NL21.12073 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 28 januari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van deze uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling is de partner van de vreemdeling over wie in de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:1782, op het hoger beroep is beslist. Haar asielaanvraag is afhankelijk van die van haar partner en de staatssecretaris heeft in deze zaak in het hoger beroep verwezen naar het hoger beroep in die zaak. Omdat in die uitspraak van vandaag is beslist dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, moet hij dat ook in deze zaak doen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Iedema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2024
915-1021