ECLI:NL:RVS:2024:1807
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J. Schipper-Spanninga
- D.I. Schipper
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende uitstel van vertrek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 juli 2022 was afgewezen. Het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar werd op 26 oktober 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank had op 8 februari 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.W. van der Zanden, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing werd genomen door mr. J. Schipper-Spanninga, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.