ECLI:NL:RVS:2024:1898
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling zonder zicht op uitzetting
Op 6 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 31 oktober 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 24 november 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Schoneveld, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat er geen zicht was op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de maatregel van bewaring opgeheven. Tevens is de vreemdeling een schadevergoeding van € 18.900,00 toegekend voor de periode van 31 oktober 2023 tot en met 6 mei 2024, te betalen door de Staat der Nederlanden. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 3.937,50, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Nouta, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 mei 2024.