ECLI:NL:RVS:2024:1898

Raad van State

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
202307388/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling zonder zicht op uitzetting

Op 6 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 31 oktober 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 24 november 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Schoneveld, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat er geen zicht was op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de maatregel van bewaring opgeheven. Tevens is de vreemdeling een schadevergoeding van € 18.900,00 toegekend voor de periode van 31 oktober 2023 tot en met 6 mei 2024, te betalen door de Staat der Nederlanden. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 3.937,50, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Nouta, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 mei 2024.

Uitspraak

202307388/1/V3.
Datum uitspraak: 6 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 24 november 2023 in zaak nr. NL23.34905 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 24 november 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Schoneveld, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft op verzoek van de Afdeling gereageerd op de schriftelijke inlichtingen van de staatssecretaris in het hoger beroep in zaak nr. 202306388/1/V3. In dat hoger beroep heeft de Afdeling vandaag uitspraak gedaan, ECLI:NL:RVS:2024:1892.
Overwegingen
1.       De door de vreemdeling in zijn tweede grief opgeworpen rechtsvraag over het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije heeft de Afdeling beantwoord bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:1892. Uit die uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2.       Omdat de rechtbank niet heeft onderkend dat de maatregel van bewaring vanwege het ontbreken van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije vanaf het begin onrechtmatig is geweest, bestaat voor ambtshalve toetsing geen aanleiding. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. Het beroep is alsnog gegrond. De maatregel van bewaring wordt opgeheven met ingang van vandaag. Ook heeft de vreemdeling recht op schadevergoeding (artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000). Deze vergoeding wordt daarom aan de vreemdeling toegekend. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 24 november 2023 in zaak nr. NL23.34905;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.     bepaalt dat de maatregel van bewaring met ingang van vandaag wordt opgeheven;
V.      kent aan de vreemdeling een vergoeding toe van € 18.900,00 over de periode van 31 oktober 2023 tot en met 6 mei 2024, ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de Raad van State;
VI.     veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.937,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Nouta, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nouta
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2024
922