ECLI:NL:RVS:2024:1899
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing tot inbewaringstelling van een vreemdeling zonder zicht op uitzetting
Op 6 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 3 november 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 27 november 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling heeft de rechtsvraag van de vreemdeling over het zicht op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn behandeld. In een eerdere uitspraak op dezelfde dag, ECLI:NL:RVS:2024:1892, werd vastgesteld dat de grief van de vreemdeling slaagde. De Afdeling oordeelde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat er geen zicht op uitzetting was. Hierdoor werd het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd.
De vreemdeling heeft recht op schadevergoeding, die is vastgesteld op € 5.630,00 voor de periode van 3 november 2023 tot en met 28 december 2023. Daarnaast moet de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de proceskosten van de vreemdeling vergoeden, tot een bedrag van € 3.062,50, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Nouta, griffier.