ECLI:NL:RVS:2024:1928
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 7 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 23 februari 2024 besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdeling was het niet eens met dit besluit en had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. De rechtbank verklaarde op 10 april 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State heeft uiteindelijk het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de vreemdeling niet in zijn verzoek werd ontvangen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.