ECLI:NL:RVS:2024:1942
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en verzoek om voorlopige voorziening
Op 8 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 5 maart 2024 besloten om de aanvragen van twee vreemdelingen, die ook voor hun minderjarige kinderen vroegen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, af te wijzen. De vreemdelingen waren het niet eens met deze beslissing en hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag. Op 10 april 2024 verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarop de vreemdelingen hoger beroep hebben ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
In de uitspraak van 8 mei 2024 oordeelde de voorzieningenrechter dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had volgens de voorzieningenrechter terecht en op goede gronden geoordeeld. De voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.