ECLI:NL:RVS:2024:1987
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering uitzetting vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 10 februari 2023. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 16 september 2021 ambtshalve had geweigerd om te bepalen dat de uitzetting van de vreemdeling achterwege zou blijven, krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond bij besluit van 6 mei 2022. De rechtbank oordeelde op 10 februari 2023 dat het beroep van de vreemdeling ongegrond was, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is.
De beslissing van de Afdeling is dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.