ECLI:NL:RVS:2024:1988

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
202207196/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot uitzetting

Op 4 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 9 mei 2022 de vreemdelingen opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten. De vreemdelingen waren het niet eens met dit besluit en hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank heeft op 19 december 2022 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J. van Bennekom, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

In de uitspraak van 4 april 2024 oordeelt de Raad van State dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft volgens de Raad van State terecht en op goede gronden geoordeeld. De Raad neemt de motivering van de rechtbank over en concludeert dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de motivering van besluiten door de staatssecretaris en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze besluiten. De Raad van State bevestigt hiermee de eerdere uitspraak van de rechtbank en onderstreept dat de vreemdelingen niet in hun verzoek om uitstel van uitzetting zijn geslaagd.

Uitspraak

202207196/1/V3.
Datum uitspraak: 4 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 december 2022 in zaken nrs. NL22.8887 en NL22.8890 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 9 mei 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdelingen opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten.
Bij uitspraak van 19 december 2022 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 6 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2024
644-1085