ECLI:NL:RVS:2024:1988
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot uitzetting
Op 4 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 9 mei 2022 de vreemdelingen opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten. De vreemdelingen waren het niet eens met dit besluit en hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank heeft op 19 december 2022 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J. van Bennekom, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
In de uitspraak van 4 april 2024 oordeelt de Raad van State dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft volgens de Raad van State terecht en op goede gronden geoordeeld. De Raad neemt de motivering van de rechtbank over en concludeert dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de motivering van besluiten door de staatssecretaris en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze besluiten. De Raad van State bevestigt hiermee de eerdere uitspraak van de rechtbank en onderstreept dat de vreemdelingen niet in hun verzoek om uitstel van uitzetting zijn geslaagd.