ECLI:NL:RVS:2024:1994

Raad van State

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
202402590/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met hoger beroep

Op 5 april 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vreemdeling in bewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 22 april 2024 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 mei 2024 de zaak behandeld. De vreemdeling verzocht om opheffing van de maatregel van bewaring, met het doel hetzelfde resultaat te bereiken als in het hoger beroep. De voorzieningenrechter overwoog dat er op 23 mei 2024 een zitting gepland staat over het hoger beroep en dat er een risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken. Na afweging van de belangen heeft de voorzieningenrechter besloten de maatregel van bewaring niet op te heffen, en het verzoek van de vreemdeling afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202402590/2/V3.
Datum uitspraak: 13 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 22 april 2024 in zaak nr. NL24.14906 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2024 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 22 april 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de maatregel van bewaring op te heffen.
2.       De vreemdeling beoogt met zijn verzoek om een voorlopige voorziening voor een deel hetzelfde resultaat te bereiken als met zijn hoger beroep, namelijk de opheffing van de maatregel van bewaring. Op 23 mei 2024 staat er een zitting van de Afdeling gepland over dit hoger beroep. Gelet hierop en op het risico dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken, weegt op dit moment bij afweging van alle betrokken belangen het belang van de staatssecretaris bij voortduring van de maatregel zwaarder. Daarom heft de voorzieningenrechter de maatregel niet op.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2024
962