ECLI:NL:RVS:2024:1997
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 14 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 maart 2024 besloten om de aanvraag van de vreemdeling niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. van Schijndel, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 16 april 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag niet in behandeling hoefde te nemen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder aanvragen voor verblijfsvergunningen worden behandeld en de rol van de rechterlijke macht in het waarborgen van rechtsbescherming voor vreemdelingen. De beslissing van de voorzieningenrechter werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.